ons nu omringende masculinisme en sommige bizarre ‘feministische’ reacties daarop.
Ook op het culturele niveau kun je, naar analogie, spreken van ontwikkeling en groei. Gaat het fout, dan raakt de wetenschap in een ellendige toestand. De natuurwetenschappen worden tot vernietigingswetenschappen, de biologie en de sociale wetenschappen bovenal tot controlewetenschappen en je krijgt walgelijke cultussen zoals rond de aasgieren en lijkenpikkers van de linguïstisch-analytische filosofie.
De kunst wordt, als de ontwikkeling fout loopt, in plaats van bevrijdend van de alledaagse ellende, een helse gruwel erbij. Moderne muziek, zowel pop- als serieuze, met haar lawaai- en dissonantenexplosies is daarvan het akeligste voorbeeld.
Met pogingen tot een begin van, voorlopige, herintegratie van wetenschap en kunst (de religio komt dan vanzelf, zoals Goethe al opmerkte) loopt men natuurlijk ook gevaar. Zwemmerige wetenschap noch ‘geleerde’ kunst kan de bedoeling zijn. Hoe het wel moet, weet voorlopig niemand precies. Wij doen ons best.
Wat de titel van deze bundel betreft: de zwembadmentaliteit, dat is het holle geschreeuw uit duizend kelen dat je kunt horen in ieder betegeld, overdekt zwembad. Het zwembad schijnt een omgeving te zijn die op sommige mensen, of misschien wel alle, massificerend en dus bewustzijnsverlagend werkt. Dit soort geschreeuw klinkt ons dagelijks tegemoet uit de mannenmedia: de kranten, de mannenonderonsjes van televisie en radio, de politieke mannenfora en in het algemeen op bijeenkomsten waar meer dan twee mannen in vergadering bijeen zijn. Het voorlopige antwoord daarop was een analoog geschreeuw uit het damesbad. Zelfs als de ene zwembadmentaliteit relatief minder kwalijk is dan de andere: voor beide dient men alert te blijven.