waar ik vier trappen besteeg en op de bovenste verdieping dineerde. Net had ik afgerekend, toen ik merkte dat het restaurant begon weg te varen. Het anker was al los, wij waren al een eindje van de kant. Door snel naar beneden te hollen, alle trappen weer af, en vanaf de voordeur een flinke sprong te wagen, kon ik nog de straat bereiken. Maar nu zag ik dat ik de sleutel van het restauranthuis nog in mijn zak had. Met grote moed en zelfopoffering wierp ik de sleutel op het laatste moment terug door de brievenbus van het wegvarende gebouw.
Eindelijk was ik bij het gezelschap waarnaar ik al die tijd op weg was geweest. De vrouwen zaten om een vierkante tafel en bespraken ernstig vele zaken. Een van hen wees mij er plotseling op dat ik een kind had, een jongetje niet veel ouder dan twee jaar, en dat het niet goed was hem zo bloot te laten rondlopen. Het kind had het koud.
Ik verontschuldigde mij ermee dat ik van het bestaan van mijn kind niet had geweten en dat werd ook wel begrepen.
Mijn zoon, de kleine Tycho Michael (niet Tycho Gisbert, zoals ik altijd had gedacht dat hij zou heten), was niet alleen klein en bloot, hij was ook ongelooflijk wijs voor zijn jaren. Zelden heb ik een kind van die leeftijd zulke verstandige en diepzinnige dingen horen zeggen.
In drie auto's die aan elkaar waren gekoppeld, reden wij naar huis. Ik zat, omdat ik niet kan autorijden, in de middelste. In de achterste auto, ik zag het heel duidelijk, zonder dat ik mij behoefde om te draaien, stuurde een etherisch blonde jonge vrouw ons. In de voorste auto zat, alleen, Tycho Michael, geknield op de achterbank, met zijn gezicht naar mij toe. Hij lachte naar mij en zo reden wij voort.
Toen ik enkele dagen later weer in het gezelschap van de vrouwen was, merkte ik dat een van hen, met wie ik een tijdje had gesproken zonder iets bijzonders op te merken, geen twee maar drie blauwe ogen had, alle wijd geopend op éen kaarsrechte rij. Ik vond het indrukwekkend en beangstigend, maar