langer te staan kijken, hoor. En dat deden de Apostelen en Jesus' vrienden nu ook niet meer. Samen met Moeder Maria gingen ze de berg weer af en naar de stad Jeruzalem.
En Jesus? Was Hij dadelijk de hemel binnengegaan? Neen, luister eens, kindje.
Vlak voor de hemeldeur was een grote gang. En daar stond 'n reuze lange rij van mensen te wachten. Die waren allemaal doodgegaan. 't Waren brave mensen. Maar toen ze dood gingen, konden ze niet in de hemel komen, omdat de deur nog op slot was. Die kon Jesus alleen maar open maken. Weet je, wie er daar ook wachtte? Sint Jozef. Toen hij dood ging en ook voor de hemelpoort moest wachten, zei hij tegen de andere mensen: 't Zal niet meer zo lang duren, hoor, want Jesus is nu al groot. Kent u Jesus dan? vroegen de anderen. Nou, of ik Hem ken, zei Sint Jozef. Toe zeg, vertel ons toch over Hem. Dat deed die goede Sint Jozef maar wát graag! Hij moest alles vertellen: van het stalletje van Bethlehem, van Nazareth. Zoveel mensen wachtten al zó lang voor de deur en hadden al dikwijls tegen elkaar gezegd: Och, wanneer zou de deur nu toch opengaan? Maar nu hoorden ze van Sint Jozef, dat het al gauw zou gebeuren. En dat was ook zo.
En wat deed Jesus nu, toen Hij naar de hemel ging? Eerst ging Hij daarheen waar al die mensen aan het wachten waren. En samen met hen zou Hij dan de hemel binnengaan. O, o, wat 'n blijheid, toen daar op die morgen ineens Jesus voor hen stond...
Komt allen met Me mee, zei Jesus. Nu ga ik de gouden hemeldeur openmaken. Jesus zag daar Sint Jozef tussen de andere mensen in staan. Vlug liep Jesus naar hem toe en zei: Kom, beste Jozef, u moet 't eerst na Mij de hemel in. Of Sint Jozef ook blij was. Daar stond Jesus nu vlak voor de gouden deur. Niemand, niemand van de mensen zou die poort open hebben kunnen maken. En ziet.. Jesus tikt er even tegen aan en .. meteen gaat de hemeldeur wijd open. 'n Hele lange rij van blinkende engeltjes stonden Jesus voor de poort op te wachten. Ze bogen allen héél diep voor de heilige Jesus en nu zongen ze hun mooiste versjes. O, wat waren ze blij, toen Jesus de hemel binnen kwam! En Jesus? Wel, Hij liep recht naar de troon van God de Vader en zei: O, Vader, nu ben Ik weer bij U, nu voor altijd.
Wat 'n feest.... Wat 'n feest! En dat feest duurt altijd maar voort....
Nu zit Jesus daarboven in de hemel naast de troon van God de Vader. Nu staat de gouden hemeldeur wijd open. Daar heeft die lieve Jesus voor gezorgd! Wij kunnen nu allemaal in de hemel komen: Vader - moeder - broer - zusje, jij ook. Wij hoeven niet te wachten.
Alle mensen, die goede, brave kinderen van God zijn, mogen er allemaal in komen. En Jesus heeft voor ons allen al 'n mooi stoeltje klaar gezet. De engeltjes in de hemel weten precies, waar het stoeltje staat. Ze zeggen tegen elkaar: Kijk, dat stoeltje daar is voor dat kindje op aarde. Zou dat kindje er wel op komen?
Dat weten we nog niet. Alleen als dat kindje altijd braaf blijft, 'n goed kindje van Vader in de hemel is, en van Maria, dan komt het er zeker op.