zag er zo moe uit .... en toch keek Ze zo blij. Maria dacht steeds maar aan het Kindje, dat nu wel héél gauw zou komen. Ze verlangde er zo naar en telkens zei Ze zachtjes: Kom, Jezuke, ik verlang zo naar U. Het was nu de laatste dag van de reis. Op de weg was 't nu zo druk. Er waren nog meer mensen, die naar Bethlehem moesten om hun naam te laten schrijven. St. Jozef keek eens rond, hij zag nu al heel goed de grote poort. Daar moest je door om in Bethlehem te komen. Maar hij zag nog wat .... Mensen, allemaal mensen. O zoveel. Het begon al 'n beetje donker te worden. St. Jozef dacht: Als ik nu maar gauw 'n huis kan vinden, waar ik Maria binnen kan brengen. Ze is zo moe van de reis, dan kan Ze wat uitrusten. Weet je wat ik doe? Vlak bij de grote poort
weet ik een herberg. Mensen, die op reis zijn, komen daar altijd binnen om uit te rusten; daar ga ik nu vlug met Maria naar toe.
Maar toen St. Jozef bij de poort kwam, moest hij zo lang wachten. Er stonden daar ook al zoveel mensen, die ook gauw er door wilden om een plaatsje te krijgen in de herberg. Ze stonden te duwen en te stoten, om toch maar het eerst door de poort te zijn. Die goede St. Jozef bleef maar wachten, tot hij eindelijk aan de beurt was.
Maria was nu van het ezeltje afgestapt, het was nu zo druk overal. Toen ze de poort door waren, liep Jozef dadelijk naar de herberg. Hij vroeg: Is er hier nog 'n plaatsje voor Maria en mij? We hebben zo'n lange reis gemaakt en zijn zo moe. Kunnen we hier vannacht blijven?
O nee, loop maar gerust door, zei de baas van de herberg, alles is vol, je komt te laat. Er is geen plaats meer. En meteen ging de deur dicht.
Daar stond St. Jozef nu. Hij keek eens naar de lucht. Het werd al zo donker, 't Begon ook al wat kouder te worden.
Toen keek hij naar Maria. Hij schrok er van. Wat zag Ze bleek! Och, hij wist het wel: Maria was zo moe. St. Jozef nam het ezeltje weer bij de teugel en zei: Kom, Maria, laten we maar verder gaan, in de herberg is alles vol. En die lieve Maria mopperde nu ook niet, nee hoor, Ze keek toch nog zo blij en Ze wist zo goed, dat haar Kindje nu zéker wel gauw zou komen.
St. Jozef dacht: Er wonen zoveel mensen in Bethlehem, want kijk eens, wat 'n huizen er staan, o, daar zal toch zeker nog wel 'n plaatsje voor ons over zijn. St. Jozef klopte aan: klop .... klop .... ging het op de deur. Kunnen we hier vannacht blijven.... We hebben zo'n lange reis gemaakt?....O nee, geen