eens gaan helpen? Ik ben God. Ik kan de hemeldeur wel open
maken. Ik kan alles weer goedmaken. Wat lief toch van God de Zoon, hè! God de Vader en God de H. Geest waren blij. Zij houden ook zoveel van ons. Dat is best, zeiden Ze.
Maar .... die hemeldeur gaat toch niet zo gemakkelijk open. Daar moet U heel wat voor doen.
Als de voordeur op slot is en moeder moet haar open hebben, dan zoekt moeder gauw de sleutel, ze steekt hem precies in het gaatje, keert de sleutel om.. en.. wip.. de grote deur gaat open.
Maar zo ging het bij de hemeldeur niet. O nee. Luister toch eens wat God de Vader zei: Ja, Adam en Eva hebben straf verdiend, 'n grote straf en die straf blijft. Och, zei God de Zoon, geef Mij die straf maar, dan is alles zeker weer goed. Zegt U maar, wat Ik doen moet om alles weer goed te maken. En nu zei God de Vader: Dan moet U naar de aarde toe gaan, 'n klein kindje worden en als U later groot bent, moet U sterven aan 'n kruis en als dat gebeurt, dan gaat de hemeldeur weer wijd open en dan kunnen de mensen er weer in. Ja, zei God de Zoon, dat wil Ik, want Ik houd toch zoveel van de mensen.
En weet je, wat die goede God nu deed? Hij verklapte er stilletjes wat van aan Adam en Eva. Niet alles, hoor, zo mochten nog niet alles weten. Vlak voordat ze 't paradijs uitgejaagd werden, zei God: Er zal Iemand komen om de mensen te helpen, dan gaat de hemeldeur weer open en zijn jullie weer Mijn kinderen. Maar God zei er niet bij, Wie de mensen zou komen helpen en ook niet wanneer God de Zoon 'n klein kindje zou worden. Dat moest nog 'n geheim blijven.
Maar Adam en Eva waren al zo blij. Het gebeurde wel eens, dat Adam 's avonds zo moe thuis kwam van het harde werken. Hij zei dan: O, wat is het erg, dat we voor straf uit het mooie paradijs zijn gejaagd, we hadden het daar zo goed. Maar dat we nu geen kind meer van God zijn en dat de hemeldeur op slot is, o, dat is nog veel erger.
Eva zei dan: Adam, weet je nog wat lieve Heer beloofd heeft? Er zal Iemand komen en dan komt alles weer goed. Dat maakte Adam en Eva dan weer blij. Maar de mensen moesten nog héél, héél lang wachten, voordat het gebeurde. Adam en Eva gingen dood en nog was de hemeldeur op slot.
Ze moesten nu voor de dichte deur blijven wachten. Er gingen nog veel andere mensen dood, die kwamen er allemaal bij, maar nog steeds was de hemeldeur op slot. Er kwam 'n hele, hele lange rij van mensen voor te staan. Ze zeiden wel eens tegen elkaar: Wanneer zal die gouden hemeldeur toch eens open gaan? Wie zal dat voor ons doen? Lieve Heer heeft het toch heus aan Adam en Eva beloofd. Maar wat lieve Heertje belooft, dat doet Hij ook. Wel moesten de mensen er heel lang op wachten. Nu staat die grote gouden hemeldeur wijd open. Wat fijn toch, hè? Al de brave mensen, die doodgaan, kunnen dadelijk de hemel in. Voor jou staat er nu al 'n mooi stoeltje klaar. De engeltjes zeggen tegen elkaar: Kijk, dat stoeltje daar is voor dat kindje daar op aarde. Als dat kindje altijd braaf blijft,