wachten op den Saligmaker des Wereldts door haar geloove, dat hy noch soude het Menschelijke geslachte verlossen: Wy konnen nu door Gods genade seggen met een vast geloove, hy is gekomen, hy heeft ons vleesch ende bloedt aengenomen: heeft alles wat tot onser saligheyt noodigh was, volbracht, ende den Duyvel, Doot, Helle, Sonde, ende Verdoemenisse onder zijne voeten getreden. Wie soude hem niet verheugen ende vrolyk zyn op desen Nieuw-Iaers-dagh? Waerom soude wy malkanderen niet toe wenschen een Nieuwe-Iaar, namelyk een gelucksaligh Nieuwe-Iaer, Godts genadigen zegen aen Lichaem ende Ziele, daar wy alle van een vleesch endebloet gesproten zyn? O Heere! laet ons in dit Nieuwe-Iaer alle aenvangen een nieuw leven met Godsaligheyt, ende in vrede, liefde ende eenigheyt met malkanderen leven, op dat uwen rycken zegen, genade en H. Geest in onse herten uytgestortet worden, een nieuwe woninge in ons make, ende in alle eeuwigheyt by ons blyve, ende dat wy ’t Nieuwe-iaer in heyligheyt mogen beginnen, daer in volharden, en saliglyk voleinden tot dat gy, ô Iesu komt, en neemt ons in den Hemel, daar wy niet een Iaar met u sullen leven, maar altoos ende eeuwig, Amen.