Mengelzangen
(1717)–Hermanus van den Burg– Auteursrechtvrij
[pagina 215]
| |
En spreekt m' altoos, bedekt van uw getrouwe min:
Jaa smeekt, dat ik uw' klachten wil verhooren
En weet, als gy my wint, gy my weêr hebt verlooren.
Want, Tegenspoed betwist u, uwe lust;
Vervolgt u overal, en gunt u nergens rust,
Des vraag niet meer, of gy my kunt behaagen,
Want, ik ben niet gezint, een's ander pak te draagen.
Tracht door uw' vleit, te dringen in de gunst,
Van Vrouw Fortuin, en stil haar' gramschap door uw' kunst.
Als zy belooft, u nimmer te verlaaten,
Zal Venus noch haar Zoon, rampzalige u niet haaten.
Maar, om voordacht te loopen in 't verdriet,
Behaagt, onlukkige, myn' vrye zinnen niet;
Want Liefde alleen, kan niet gerust doen leeven,
Zoo Ceres niet haar graan, en Bachus Wyn wil geeven.
|
|