Mengelzangen
(1717)–Hermanus van den Burg– Auteursrechtvrij
[pagina 211]
| |
zucht, En zachtjes smeek doch
zonder vrucht.
Hebt gy lust om my te plaagen,
Om dat ik u vergeeten zouw?
Het is vergeefs, volmaakte Vrouw,
'k Wil uw juk voor eeuwig draagen;
Want uwe min, zit my in 't bloed,
En al uw bitter, is my zoet.
Hoe kunt gy 't u noch ontgeeven,
Dat ik alleenig voor u leef?
Daar ik, vast staa van kouwde en beef,
Slechts om u, myn tweede leeven,
Eens te kussen, maar ach! gy slnit,
U binnens huis, en my daar uit;
Of, doet gy 't myn welbehaagen;
Om dat gy wilt, ik niet zoo laat,
Meer 's nachts gaa waaren langs de straat,
Ik vrees geen gevaar, noch plaagen;
Om u te zien, myn leevens lust,
Ben ik, in nood, altyd gerust.
Hebt gy lust Lief, in myn' klachten?
Neem uw vermaak, ik zal met vreugd,
| |
[pagina 212]
| |
U smeeken, wellust van myn' jeugd,
En aanhouden, duizend nachten,
Tot dat gy my laat in uw huis,
En my ontheft, van 't zwaarste kruis.
|
|