Mengelzangen(1717)–Hermanus van den Burg– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 188] [p. 188] Zang. Stemme: Het best op aarde is een gerust gemoet. HEt waare schoon, is in de zuivre Deugd, Die zich vernoegt, met eerelyke vreugd', En die bemind, die met haar evenaaren; Die schoonheid, vlugt niet heene met de Jaaren, Gelyk het blos der onbedachte jeugd; Het waare schoon ://: is in de zuivre Deugd. Zoo is myn Lief, die myne ziel bemind; En daar myn hart, zyn wellust steeds in vind: Zoo gaaf van geest, als welgemaakt van leden: Altyd vernoegt, en eeuwig wel te vreden; Die nimmermeer, iets spoorloos onderwind. Zoo is myn enz. enz. enz. Wat baat al 't schoòn, als deugd niet word betracht; Maar als onwaard, beschimpt word en veracht, Daar 't al vervliegt, en heen vlugt met de tyden; Maar Deugd, de ziel kan voor de dood bevryden; [pagina 189] [p. 189] Schoon haar de Jeugd, om 't zedig oog belacht. Wat baat enz. enz. enz. Gelukkig is hy, die op haar verlieft; En zich in 't hart, voelt door haar schoon gegrieft; En, nooit verzaad, van haare aanminnigheden, Haar' Leest verkiest, voor schoonheit zonder zeden; En haar steeds volgt, waar 't die volmaakte blieft. Gelukkig. enz. enz. enz. Vorige Volgende