Bloem-hof, verciert met geestelijcke lof-sangen(1659)–Albertus Buitendyck– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 79] [p. 79] Tot den nijdigen Leser, of Sanger. Wijze: { Al hebben de Princen haer wensch. Ofte, { Alleluja, den blijden thoon. 1. ALs 't Sout den Slack, den Balsem soet Den Paerden Vliegh verdwijnen doet:Ga naar margenoot+ Inde dreck en stanck neemt geneught; Inde snoodste stanck meest verheught. 2. Ghy nijdigh mensch ghy Satans vrindt Als ghy maer hoort ofte bevindt Dat yemandt met al dat hey heeft Aen Godt zijn lof en glory geeft, 3. U Nijdigh hart dat borst en scheurt, U Nijdigh hart dat quijnt en treurt; Verteert u mergh, en voet u smart, Ghy drinckt u bloet, en eet u hart. 4. Als ghy maer vindt 't minste gebreck Hier in groeyt ghy een handt dick speck, Ghy soeckt het kaf, de Tarruw haet, De Doorens pluckt, de Roosen laet. 5. Ghy kiest het schuym, laet legge 't Gout Het goet vergeet, misslagh onthoudt. 't Ydelste breyn, en doode handt Blijft de beste Stuerman aen 't Landt. EYNDE. margenoot+ Epiph. De Her. Vorige Volgende