Bloem-hof, verciert met geestelijcke lof-sangen
(1659)–Albertus Buitendyck– Auteursrechtvrij
Wijze:
| |
[pagina 288]
| |
2. De deught
En Godt acht van sijn jeught.
Hy wordt gedreven
Tot 't Coopmans leven.
Sijn Vader heeft hem voor d' Bisschop bekeven
Want tegen 't Coopmans gilt
Heeft Laken, en Gelt milt
d'Armen gegeven.
3. Als hy
Staet aen sijn Vaders zy,
Geeft hem sijn kleden,
Al 't erf-goedt mede,
Sprack 'k heb u mijn Vader ghenoemt tot heden
'k Roep van alles bevrijt:
Onsen Vader die zijt
In 's Hemels steden.
4. Sijn goedt
Seydt adieu met sijn bloedt,
En 's wereldts koorden.
Uyt Christus hoorde:
d' Regel van sijn Euangelische oorden.
Hy neemt Soldaten aen;
De wereldt ront om gaen
Preken Goods woorden.
5. Hy meer
d' Armoede acht als eer.
d'Eyge wil bande.
In liefde brande.
Met sijn Minder-broeders bekeert veel landen.
Goods huys van valle stut;
Goods groote gramschap schut.
Bint Satans handen.
| |
[pagina 289]
| |
6. Wordt rijck
Van wijsheydt Goddelijck;
Hy diende garen
Die Melaets waren.
Reyst en preeckt om de kroon der Martelaren.
Dees Godes Kercx Pylaer,
Is eenen spiegel klaer
Voor al Goods scharen.
7. Met as
Sijne spijs vervult was.
't Kranck volck verblijde;
De Vrouwe mijde.
't Vleesch rebel verwint, door 't sneeuw, en castijde
Sijn hart geen aerde raeckt;
Godt hem alleen soet smaeckt;
Geeft Godt sijn tijden.
8. Sijn Heer heeft een Seraphin ne'er
Tot hem gesonden,
Die druckt terstonden
In sijn zijde, voeten, handen vijf wonden.
Met Christus heeft veel re'en
Hy leeft van sijn gebe'en.
Schout al die sonden.
9. De visch,
En 't vee Sinte Francis
Sonder verschoonen
G'hoorsaemheyt thoonen.
Tongh noch pen sijn hoogheydt in 's Hemels throonen,
Deughden, noch tekens al
Heeft verhaelt, of doen sal,
Noch glans der Kroonen.
|
|