Bloem-hof, verciert met geestelijcke lof-sangen
(1659)–Albertus Buitendyck– Auteursrechtvrij
[pagina 212]
| |
Wijze:
| |
[pagina 213]
| |
En vuyle smoock,
Die schaden, en niet vaten.
3. Hierom van sijn Ieught heeft gedacht
Te dienen Godt met al sijn kracht;
Sijn Vader wilt beletten:
Sijn Vaders raedt,
Seer boos en quaedt
Veracht, als Satans netten.
4. Den Heer sijn Vader seer kastijt,
Om dat hy sijn roep had benijt:
Oorlof heeft hem gegeven,
Dat hy sou gaen,
Na Godes raen,
Om in't Klooster te leven.
5. Sint Bonifaes, vrinden en goedt
Verlaet, om Iesu woorden soet,
Om Godt heel te behagen.
Leeft na Godts Wet,
En onbesmet,
Of met een Engel sagen.
6. Goedt te doen, sijn naem mede brocht,
Hierom by nacht en dagen socht
Veel deughden te vergaren.
Hy was soo wijs
Dat hy kreegh prijs,
Boven veel wijze Scharen.
7. Hy vol wijsheyt, niet deughdigh min,
Seyt Gregorium Paus sijn sin,
De Heydens te bekeeren:
Om sijnen faem,
Paus hem bequaem
Acht, over al te leeren.
| |
[pagina 214]
| |
8. Met blijdtschap dese Godes Tolck,
Neemt aen de Reys na 't Heydens Volck
Tot Vrieslandt is gekomen.
Met Willibroord,
Preeckt daer Godts woordt,
Sonder vrees, sonder schromen.
9. Hier Menschen veel bekeert tot Godt,
Die heel verstooten den Af-godt.
Na Iaren drie passeerde
Vol liefde brandt,
Na Hoogh-duytsch-landt.
Met neerstigheyt veel leerde.
10. Die Menschen waren soo verblindt,
Sy hadden Satan soo bemint:
Satan hebben gegeven,
Een Boom seer groot,
Hier Satan snoot
Hebben met lof verheven.
11. In dese kapt Sint Bonifaes,
d'Heydens maecken hierom geraes,
De Boom scheurt in vier deelen.
Dat die Boom scheurt,
Hier door gebeurt,
Bekeeringhe van veelen.
12. Van Menschen boos moet lijden veel,
Tegens hem maecken groot gescheel.
Sint Michiel in die dagen
Die geeft hem moet,
Seyt: soo veel doet
Verduldigh wilt verdragen.
| |
[pagina 215]
| |
13. Als hy duysenden had bekeert,
Tot de Vriesen wederom keert:
De goeden uytermaten,
Waren verblijdt,
d'Heydens vol spijt,
Tot de doodt toe hem haten.
14. Voor niemant swicht, voor niemant beeft,
Tot Dockum veele 't Vormsel geeft:
De Dienaers van d'Afgoden,
Sien hem seer vroom,
En sonder schroom,
Met slagen wreed hem dooden.
|
|