Bloem-hof, verciert met geestelijcke lof-sangen
(1659)–Albertus Buitendyck– Auteursrechtvrij
[pagina 124]
| |
Wijze:
| |
[pagina 125]
| |
Tot Pilatum boos.
Zijt geacht onder de gecken
Van Herodes loos.
4. Mijn Iesu! ghy zijt gebonden
Vast aen een Kalom;
Laet u slaen om onse sonden,
Om en wederom.
Geraeckt zijn met scherpe roeden
Al uw' leden teer,
Al uw' leden soo seer bloeden
't Vloeyt op d'aerde neer.
5. Van Doorens vlechten, en maken
Voor uw' eene Kroon;
Die 't Vel, Vleesch en Hersens raken.
Stellen uw' ten toon
Met een purper kleet tot schanden,
En een buygent Riet
In uwe gebonden handen
Roepen, de Mensch siet.
6. Soo gekroont, en heel geslagen,
Ghy moet 't lastigh kruys,
Een moeyelijcke wegh dragen:
Doe noch Ioodts gespuys,
Uw', mijn Iesu, slaen en treden,
Soo dat weer uw' Bloedt
Sprongh uyt uw' hooft ende leden.
Yder smart u doet.
7. Uw' aengebacke kleederen
Trecken uyt met kracht;
Soo seer uw' pijn vermeerderen;
Van pijn ghy meest smacht.
Uw' leden sonder medogen
| |
[pagina 126]
| |
Zijnen uyt-gereckt,
Gelijck een pees op de boge:
Yder met u geckt.
8. d' Alderwreetste hamer-slagen
Stompe Nagels al
Door handen en voeten jagen.
Ick 't verhale sal,
Uw' pijn, als ghy zijt verheven?
Alles borst en scheurt:
Hierom, al dat maer had leven,
Met de aerde treurt.
9. Moeder Godts, ghy siet de leden
Van uw' Soon vol smart;
Hier door wordt geheel door-sneden
Uw' Moederlijck Hart.
Ghy siet en denckt in u herte,
Dat sin liefde groot,
Wordt betaelt met duysent smerte,
Ia, met d'wreedtste doodt.
10. Laet ons vliegen als de Bye
Tot sijn wonden root;
Bedencken met medelye
Iesu lijden groot.
Laet ons noyt, noyt meer begeven,
Tot eenigh werck quaedt;
Sonden schouwen al ons leven,
Goedt doen na Godts raedt.
11. Jesu, onse Heer der Heeren,
Waerde Pellicaen!
Wilt ons al tot uw' bekeeren,
En van 't quaedt ontslaen.
Door uwe bloedige plassen.
| |
[pagina 127]
| |
Wilt, ô Godes Soon!
Al onse sonden af-wasschen;
Houdt ons altijdt schoon.
12. Ghy hebt al uw' bloet vergoten,
Voor ons Menschen quaedt;
Ey! wilt ons doch niet verstooten,
Noch noyt ons verlaet.
Wilt o Iesu! Heer der Heeren
Door uw' liefde brandt,
Daer na ons alle vereeren
's Hemels Vaderlandt.
|
|