[De zeegepralende Onschuld]
1744 De zeegepralende Onschuld, of Hirlanda. Eene geboore Hartogin van Brittanje. Haar houwelyk met Artus, Hartog van Engeland. Bevalt van een Zoon in 't Kraambedde. Ontvoering van denzelven. Haar zeevenjaarige dienst als Veehoedster. Derzelver herstelling in haare voorige Stand en Luister; echter door kwaad-stooken, en valsch beschuldigen van haaren Schoonbroeder, tot den Brandstapel veroordeelt; waar op zy eeven voor de uitvoering van het Vonnis door Haaren Zoon, doch onbekend, is verlost geworden. Uit het Hgd. vert.
's Gravenhage, L. Stechwey. [zonder jaar, ± 1770].
gr. 8o. 41 blz.
A.