'Sara Burgerhart' en de ontwikkeling van de Nederlandse roman in de 18e eeuw
(1971)–P.J. Buijnsters– Auteursrechtelijk beschermd4Veel doorzichtiger dan de kompositie lijkt de intrige met de daarin gegeven teneur van Sara Burgerhart. Het verhaal laat zich zonder moeite in één zin samenvatten: jong meisje ontsnapt aan kwezelachtige bevoogding, stort zich van de weeromstuit naïefweg in het uitgaande leven hetgeen haar bijna haar virginiteit kost, eer zij tot bezinning gekomen de veilige huwelijkshaven kiest. Het voorbericht dikt alles nog wat aan door uitdrukkelijk de pedagogische waarschuwing aan de Nederlandse Juffers als ‘het hoofddoel deezer Historie’ aan te merken. Kan het banaler? De vraag blijft, of de roman werkelijk zo simpel en alledaags mag heten als Wolff en Deken voorgaven. Wat de auteurs immers beogen is een Catsiaanse maagdenspiegel met Sara als exemplarische heldin. Onze taak zal echter zijn na te gaan, wat Sara zelf bezielt en wat zij doet om haar ideaal te bereiken. Het spanningselement in de Historie van Sara Burgerhart bestaat grotendeels uit de wijze waarop de hoofdfiguur een haar passende echtgenoot krijgt. Kort na haar vertrek uit het huis van Zuzanna Hofland maakt Sara kennis met de jonge Hendrik Edeling die aanstonds van haar in vuur en vlam raakt. Aanvankelijk wimpelt het meisje zijn avances af. Bovendien verzet Edelings vader | |
[pagina 16]
| |
zich tegen een huwelijk, omdat Sara niet tot de lutherse kerk behoort. Tenslotte echter verdwijnen alle hindernissen en wordt Sara Burgerhart de vrouw van Hendrik Edeling. Zo op het oog hebben we dus te maken met een traditioneel min-geval, het verhaal van twee gelieven die elkaar na allerlei lotswisselingen vinden in een happy ending. Verreweg de meeste 17e- en 18e-eeuwse romans vertonen dit stramien. Dat een roman in principe een liefdesgeschiedenis was, stond voor de toenmalige kunsttheorie eenvoudig vast. Pierre Daniel Huet gaf in 1670 een invloedrijke Traité sur l'origine des Romans in het licht, waarin hij het genre als volgt omschrijft: ‘ce que l'on appelle proprement Romans sont des fictions d'aventures amoureuses, écrites en Prose avec art, pour le plaisir & l'instruction des Lecteurs. Je dis (...) d'aventures amoureuses, parce que l'amour doit estre le principal sujet du Roman’.Ga naar eind61. De Zwitserse theoloog Gotthard Heidegger ging in zijn Mythoscopia Romantica van 1698 zelfs zover om het woord roman als een omzetting van amor te beschouwen.Ga naar eind62. Heel de 18e eeuw door blijft die nauwe relatie tussen beide begrippen onaangevochten. Volgens het woordenboek van Adelung uit 1777 is de roman ‘Im engsten Verstande (...) eine wunderbare, oder mit Verwirrungen durchwebte Liebesgeschichte’,Ga naar eind63. van welke definitie we nog een echo opvangen in Weiland's Nederduitsch Taalkundig Woordenboek uit 1807. Roman heet daar een ‘verdicht geschiedverhaal, maar bijzonderlijk zulk een, waarin de liefde de hoofdrol speelt, en haar doel, door eene reeks van allerlei verwarringen henen, zoekt te bereiken’.Ga naar eind64. Hoewel de geciteerde begripsbepalingen hun uitgangspunt kennelijk vinden in heroïsch-galante of triviale avonturenromans (met inbegrip van de robinsonades), gelden ze toch evengoed voor de zedenkundige briefroman. De bekendste epistolaire romans uit de 18e eeuw: Clarissa, Julie, Werther en Les liaisons dangereuses handelen alle over een liefdesbetrekking. Die liefde kan puriteins zijn als bij Richardson, gepassioneerd gelijk bij Rousseau, tragisch als voor Goethe of cynisch-openhartig zoals bij Laclos, ze vormt telkens de drijvende kracht achter het romangebeuren. Naarmate de briefroman zich meer in sentimentele richting ontwikkelt, wordt dit erotisch motief voortdurend sterker. Ik herinner alleen maar aan de romans van Feith. De sentimentele liefde is een unieke, strikt-persoonlijke, religieus geladen ervaring tussen twee zusterzielen, die zich van alle eeuwigheid af voor elkaar voorbestemd weten. | |
[pagina 17]
| |
Zelfs een vluchtige kennismaking met de roman Sara Burgerhart volstaat om te zien, dat hier zulke extatische gevoelens geen kans krijgen. ‘Myne liefde is niet romanesq’, zegt Hendrik Edeling tegen Sara (br. 139). Hij bedoelt: ze is niet dweperig, onredelijk, waarbij de term romanesk zijn etymologische betekenis van ‘romanachtig’ nog niet helemaal verloren heeft.Ga naar eind65. Toch lezen we deze uitspraak van Edeling in een roman die zelf, geheel volgens traditie, in het teken van de liefde staat. Maar het is niet de romaneske liefde van ‘dwaze Fransche Romans’, waar Sara in brief 63 op sneert. Onze roman sanctioneert de liefde alleen in zoverre zij tot een passend huwelijk kan leiden. Evenals Richardson presenteren Wolff en Deken een typisch burgerlijke variant op de conventionele amoureuze roman. Hun Historie van Sara Burgerhart vormt een lange lofzang op de zegeningen van het huwelijk, dat het beste in het individu aktiveert en de grondslag legt voor een solide maatschappij. ‘Alle jonge gezonde menschen, die een goed bestaan hebben, moeten trouwen’, decreteren de auteurs bij monde van de heer Helmers (br. 129). Er worden dan ook heel wat jongelui aan elkaar gekoppeld, waarbij naast genegenheid vooral geld en maatschappelijke positie een beslissende rol spelen. Zo kan de proponent Smit dank zij een erfenis om de hand van Anna Willis verzoeken, en wordt Letje Brunier door de vrijgevigheid van Helmers in staat gesteld om met Willem Willis te trouwen. Hendrik Edeling maakt het op zijn beurt de domestieken Pieter en Klaartje financieel mogelijk om een huwelijk te sluiten. Al deze gelukkige verbintenissen vinden plaats binnen de Sara vriendelijk gezinde kring, hetgeen nog extra reliëf krijgt, doordat we daarbuiten, in de drie aan Sara vijandige wezensvreemde milieus, uitsluitend ongetrouwden aantreffen: de beide losbollen R. en Jan G., de blauwkousen Cornelia Hartog en Wilhelmina van Kwastama en de fijnen. Natuurlijk mag men de regel niet omdraaien: er treden in de roman ook enkele respectabele ongehuwden op zoals Styntje Doorzigt. De hooggeschatte Abraham Blankaart is eveneens nog vrijgezel, maar hij doet alle moeite om dit gebrek weg te nemen. Eerst vraagt hij de weduwe Spilgoed ten huwelijk en naderhand de weduwe Willis. In het geval van Zuzanna Hofland wordt haar bigot gedrag rechtstreeks verklaard uit haar ongetrouwd-zijn. Aldus weerspiegelt zich in deze roman het voor de Verlichting zo kenmerkende wantrouwen tegen het ‘onnatuurlijke’ en ‘ongezellige’ (dit is: onmaatschappelijke) van de celibataire staat.Ga naar eind66. | |
[pagina 18]
| |
Tot zover klopt alles perfekt met de algemene tendens waarvan het voorbericht gewaagt en met het exemplarisch karakter van de roman. Volgens die pedagogie bedreigen het jonge meisje drie gevaren: kwezelarij, mallotige pedanterie en - ‘allerdroevigste’ rampGa naar eind67. - eerroof. De beste verzekering tegen zulke calamiteiten vindt men in een verstandig huwelijk. Een vreemde komplikatie brengt nu echter juist de hoofdfiguur. Zeker, in abstracto onderschrijft Sara van harte alle zegeningen van het echtverbond: ‘Daar zyn twee zaken - zegt ze in brief 96 - waar voor ik eerbied heb, het Huwlyk en den Godsdienst’. Maar in feite demonstreert zij van het begin af een eigenaardige onwilligheid jegens die veilige huwelijkshaven waar haar goede genius, mevrouw Spilgoed, haar telkens weer over aanklampt. Evenzovele keren echter wijst Sara de gedachte aan een huwelijk af. Dat gebeurt zo vaak en met zulke nadruk dat aan koketterie niet te denken valt. Even lijkt het misschien of Sara pour besoin de la cause spreekt, wanneer zij in brief 40 Willem Willis afwijst met de woorden: ‘Ik ken de liefde niet, en heb geen den minsten trek om zulk eene grillige zaak te leeren kennen, om dat ik volkomen gelukkig ben in de omstandigheden, waar in ik my bevinde.’ Diezelfde argumentatie keert in de loop van de roman herhaaldelijk terug. Ik heb ‘geen trouwige natuur over my’, zegt Sara verontschuldigend tegen Spilgoed (br. 53) en als vriendin Anna Willis haar wil koppelen aan een advokaat, houdt ze resoluut de boot af: ‘Pour moi keen warme Bier, zei de Franschman: Pour moi geen man’ (br. 56). Ondanks zware psychische druk van haar omgeving geeft Sara pas haar jawoord aan Hendrik Edeling, nadat het hachelijk avontuur met haar belager R. haar de ogen geopend heeft voor alle gevaren die een levenslustig ongetrouwd meisje bedreigen. Maar zelfs dan is haar angst voor het huwelijk niet geweken, getuige het gesprek met de weduwe Spilgoed, kort voor Sara's trouwdag. Haar verzuchting: ‘Mogt ik onder uw oog den zorglyken Huwlyks-heuvel opwandelen, dan zou ik meer moeds hebben!’ (br. 159) vormt wel een groot kontrast met de gretigheid waarmee alle andere liefdesparen in deze roman hun bruiloft tegemoet zien. Uiteindelijk wordt Sara een gelukkige echtgenote en moeder, geheel volgens de opzet van de schrijfsters. Maar dat neemt niet weg, dat Burgerharts erotische onaandoenlijkheid om zo te zeggen uit de toon valt. Er is een ware tour de force - een net mislukte aanranding - voor nodig om Saartje alsnog in het rechte huwelijksgareel te brengen. | |
[pagina 19]
| |
Men kan deze afweerhouding van Sara Burgerhart verklaren door een buitentekstueel gegeven, namelijk de persoonlijke betrokkenheid van Betje Wolff bij de hoofdfiguur. Als gevolg hiervan is Sara Burgerhart als het ware een zelfstandig leven gaan leiden, los van de algemene teneur van de roman waarin zij zo'n centrale rol speelt. Voor wie de brieven van Betje Wolff kent, is geen twijfel mogelijk aan deze identificatie. Een belangrijke getuigenis levert ons haar brief van 19 oktober 1770 aan Maarten Houttuyn. Betje zinspeelt daar nauwelijks verhuld op haar escapade met de vaandrig Gargon: ‘Ik ken de wereld door den eenigen weg, waardoor zy te kennen is - ondervinding! Met een hart, gescheurd tot aan den wortel toe, en wiens wonde na tien jaren treurens nog niet nalaat somtyds eens te bloeden, heb ik de verrukkingen eener jeugdige liefde betaalt!’ Gelukkig, zo beweert ze, ‘Ik heb myne hartstocht overleefd. Uwe geheele sex zie ik met de onverschilligheid van eene statige matrone. (...) Vriendschap is sedert myn idole, maar myn vriendschap is zo teder, dat zy niet behoeft te wyken voor de liefde van een Duitscher’. En dan met Catsiaanse cruheid: ‘ik heb vroeg gekoot, maar zo weêrgaas gekoot, dat ik dagt met Nommer één te hebben het gelag moeten betalen.’Ga naar eind68. In een waarschijnlijk op 3 juli 1788 te dateren schrijven uit Trévoux aan het echtpaar Van Nissen worden wij zelfs woordelijk herinnerd aan brief 56 van Sara Burgerhart. Betje Wolff vertelt daar, hoe een frans officier haar het hof maakt. Maar, stelt ze Nissen gerust, ‘pour moi keen warme bier - blyft myn devis.’Ga naar eind69. Het is duidelijk: liefdeshartstocht beschouwt Betje Wolff als iets waartegen ze zichzelf voortaan wil beschermen. Maar is háár afwerende houding zeer begrijpelijk, die van Sara Burgerhart wordt het pas, wanneer men er Betje's jeugdervaring in verdiskonteert. Wat Sara dàn wil - ze zegt het herhaaldelijk - is ‘een leven, dat vry, vrolykGa naar eind70. en schoon afloopt’ (br. 5); geestelijke onafhankelijkheid, veraangenaamd door lektuur, muziekbeoefening en vriendengesprekken. Het zijn stuk voor stuk genoegens die tante Hofland haar onthield. Al deze intellektuele, artistieke en maatschappelijke geneugten liggen opgesloten in de term geluk, sleutelwoord uit het idioom van de Verlichting. Robert Mauzi heeft in een omvangrijke monografie de omtrekken geschetst van L'idée du bonheur,Ga naar eind71. die, naar het woord van Paul Hazard, in de 18e eeuw de gestalte aanneemt van een ‘obsession universelle’.Ga naar eind72. Wijsbegeerte, godsdienst, kunst, buitenleven, vermaken - alles wordt onderzocht op zijn mogelijkheden om hier en nu een tastbaar geluk te verschaffen. Er ontwikkelt zich een ware techniek, ja een esthetiek | |
[pagina 20]
| |
van het genot dat hoogste doel van menselijk handelen wordt. Voor dit epicuristische geluk nu heeft Sara een passend kader gevonden in het pension van de weduwe Spilgoed, waarheen zij na haar vertrek uit het huis van kwezeltante Hofland was gevlucht. Men moet wel een overdreven voorstelling hebben van het Hollands-realistische in de roman Sara Burgerhart om niet te zien, dat zowel Spilgoed als haar woning idealisaties zijn, wensdromen van een verlichte filosofe die hier geborgenheid zoekt voor haar geluk. Heel de terminologie waarin over huize Spilgoed gesproken wordt, ligt in de sfeer van de rococo-idylle, al houdt die idylle dan ook burgerlijk-hollandse trekken. Sara's aandacht wordt het eerst op dit tehuis gevestigd door een toevallige ontmoeting met Letje Brunier, een vroegere schoolvriendin, thans pensionaire bij Spilgoed. Letje is vol lof: ‘Wy hebben het hier en Prince, charmant!’ (br. 2). In brief 9 stelt de eigenares haar muzentempeltje open voor Burgerhart: ‘Myn huis is ten uwen dienste; het is vry groot, zeer aangenaam, en heeft een fraai tuintje, met een zomervertrek, daar wy onze kleine Concertjes houden: Want wy beminnen de Muziek, zo als ik hoor, dat Uw Wel Ed. ook doet. Wy lezen alle werken van smaak in verscheiden talen. Ik heb drie bedienden, en poog alle myne Dames het leven aangenaam te maken. Wy leven ook allen vergenoegt.’ Indien Sara nog mocht vrezen de dupe te worden van mooie reclametaal, dan kan zij weldra vaststellen, dat zij inderdaad van de hel beland is in de hemel. Of, zoals Anna Willis het uitdrukt, in ‘de Beste Waereld’ (br. 16), le meilleur des mondes possibles van Leibniz. Materiële zorgen kennen de bewoonsters niet. Zij hebben alle tijd om zich te wijden aan hun genoegens. Bezoek aan schouwburg, opera, galanteriewinkel, een uitstapje naar een nabijgelegen buitenplaats maken elke dag tot een feest. Maar liefst zoeken de dames gezelligheid in de huiselijke sfeer: men converseert met de jonge gentlemen die geregeld op visite komen, men musiceert en men leest. Niet alleen ‘werken van smaak’, maar ook serieuzer lektuur. ‘Onze brave Huisvrouw’, vertelt Sara, ‘heeft een fraaije collectie van Leerredenen: Die van SolicofferGa naar eind73. en DoddridgeGa naar eind74. bevallen my ongemeen. Wy lezen zelf in den Bybel’ (br. 37). In Spilgoed's privévertrek ligt naast de Bijbel Boetius' Vertroosting der WijsbegeerteGa naar eind75. en Pierre du Moulin's Vrede der Ziele.Ga naar eind76. De wellevenskunst die in het huis van Mevrouw Spilgoed gecultiveerd wordt, is een verlicht christendom, even aantrekkelijk als eclectisch. De wijze koning Salomon, de heidense filosoof Epicurus, | |
[pagina 21]
| |
Pope, Young, Gellert, Doddridge zijn de vereerde penaten van deze hermitage. De sfeer binnen dit huis is echter ten nauwste verbonden aan de persoon van Mevrouw Spilgoed, type van de wijze leidsvrouw die deugdzaamheid en gemoedsrust uitstraalt, maar zonder het zo dikwijls met deze kwaliteiten gegeven rigorisme. Men begrijpt dat Sara het hier gevonden geluk niet graag in de waagschaal zet. Wanneer Sara tenslotte in een huwelijk met Hendrik Edeling toestemt, gebeurt dat alleen in de stellige verwachting, dat het genoeglijke leven van huize Spilgoed zal worden gecontinueerd, en zelfs nog aan intimiteit zal winnen. In brief 159 vertelt Sara aan haar beschermengel, hoe zij zich het leven in getrouwde staat voorstelt: ‘Wy zullen kleine Concertjes hebben; wy zullen, als 't ons in 't hoofd komt, eens een uurtje omberen; wy zullen zelden uitlopen, zo er niet een heerlyk Muziek, of een schoon Treurspel te horen is. (...) Wy zullen lezen, en onze handwerken benyveren, en de levensdag zal om zyn, eer wy er aan denken. Dan gaan wy, de eene wat vroeger, de andere wat later, wel te vreden, van het Levens-Feest, naar de stille graven, en slapen, tot dat de dag der eeuwigheid aanbreekt.’ Hoe verschilt de hier geschetste hartstochtsloze geluksstaat van de grübelende Weltschmerz der sentimentelen! Stellig, de rococo-idylle loopt een vlotte kans als oppervlakkig escapisme gebrandmerkt te worden. Maar Wolff en Deken waren allerminst blind voor dit gevaar. ‘Gy moet ook weten, dat gy niet alleen leeft om u te diverteeren. Deugd is stryd’, houdt Anna Willis aan. Sara voor (br. 16). Wat meer zegt, Sara en haar geestverwanten zijn pas gelukkig, wanneer zij ook anderen gelukkig kunnen maken. Hun sociabiliteit staat lijnrecht tegenover de cultus van het zelfgevoel der sentimentelen. Sara heeft hart voor ‘de oude eerlyke meid’ Pieternelletje Degelyk. Eenmaal Mevrouw Edeling geworden, neemt zij Pieternel in huis, die hier naar eigen zeggen ‘een hemel op aarde’ vindt. Dat huis staat overigens - belangrijk detail - in de onmiddellijke nabijheid van de woning van Spilgoed. Om die ontvankelijkheid voor een konkreet aards geluk gaat het in de Historie van Sara Burgerhart. De roman eindigt, evenals hij begon, met een brief van Abraham Blankaart, aan het slot waarvan deze zijn correspondent ds. Redelyk ‘nog lang een hemel op aarde’ toewenst. Naar zijn opzet een exemplarisch moraliserend verhaal voor jonge meisjes, werd het boek gelukkig veel meer dan dat. In de figuur van Sara Burgerhart verbeeldde Betje Wolff met hulp van | |
[pagina 22]
| |
Aagje Deken haar eigen strijd tegen bigotterie, pedantheid en libertinisme. Maar ook haar meer begeerde dan verworven geluk in de beste der werelden. Dat gaf aan Sara's Historie een graad van authenticiteit als geen nederlandse roman nog bezeten had. Het bijzondere van Sara Burgerhart ligt daarom niet in de precieze uitbeelding van een feitelijke werkelijkheid maar in de werkelijkheid der verbeelding.
Mijne Heren leden van het Universiteitsbestuur,
Dames en Heren leden van de Faculteit der Letteren,
Hooggeachte Meeuwesse,
Hooggeachte Weijnen,
Dames en Heren leden van de sectie Nederlands,
Dames en Heren Studenten,
| |
[pagina 23]
| |
disciplinen is zijn plicht. Maar niemand is er mee gebaat, wanneer wij zo lang discussiëren over de zin en het organisatorische kader van de studie dat wij aan onze eigenlijke opdracht nooit toekomen. Daarom zeg ik met Candide: ‘il faut cultiver notre jardin’.
Ik dank U allen voor Uw aandacht. |
|