| |
| |
| |
Bijlage V
Lijst van geschriften over Hieronymus van Alphen
Niet opgenomen zijn: naslagwerken, handboeken, kranteartikelen (behoudens een enkele uitzondering) en zeer efemere bijdragen van populariserende aard. Zie voor contemporaine recensies p. 341, noot 166.
anoniem, Gemeenzame brieven ter bevordering van godsdienstige stichting, Amsterdam 1803, p. 104-113. Niet in KB of C.C. |
idem, Over den dood van mr. Hieronymus van Alphen, in De Navorscher, XIX (1869), p. 253-255. |
C. Arrius Nurus, Hieronymus van Alphen in het latijn, in Hermeneus, 42 (1970), p. 30-31. |
A.W. Bronsveld, Hieronymus van Alphen, in SWV 23 (1886), p. 913-940. |
idem, Brieven van Hier. van Alphen, in SWV 44 (1907), p. 36-53; 230-245; 350-372. |
idem, De Evangelische Gezangen, verzameld in de jaren 1803-1805, en in gebruik bij de Nederlandsche Hervormde Kerk. Historisch-letterkundig onderzoek, Utrecht 1917, p. 154-158 en passim. |
(J.W. Bussingh), Lijkzangen voor Mr. Hieronymus van Alphen; overleden in 's Gravenhage, den 13den (sic!) van Grasmaend 1803, Rotterdam 1803. |
P.J. Buijnsters, Het geheime dagboek van Hieronymus van Alphen, in NTg. 61 (1968), p. 73-84. |
idem, De literaire samenwerking tussen Hieronijmus van Alphen en Pieter Leonard van de Kasteele, in Ts. 84 (1968), p. 161-196. |
idem, Hieronymus van Alphen en de school van Burman, in Spiegel der Letteren XI (1968), p. 9-19. |
H.G. Cannegieter, Hieronymus van Alphen en zijn kindergedichten 1778-1928, in Op de Hoogte, jrg. 1928, p. 110-112. |
J. Clarisse, in Bibliotheek van theologische Letterkunde, III, 2e st. (1805), p. 622-640. |
idem, Over Hieronymus van Alphen, als dichter en kinderdichter. Twee voorlezingen, in De Fakkel, jrg. 1831-1832; gebundeld Rotterdam 1836; herdrukt als Aanhangsel tot de Volledige uitgave der Dichtwerken van Hieronymus van Alphen, Rotterdam 1839. |
A.R. Croonenberg (Wed. Swanenburg), Troost aan ... Catharina Geertruida van Valkenburg, Weduwe van Hieronymus van Alphen..., 's-Gravenhage 1803. |
H.H. Donker Curtius, Beschouwing van de Kleine Gedichten voor Kinderen van wijlen Mr. Hieronymus van Alphen, in Nieuwe Bijdragen ter bevordering van het onderwijs en de opvoeding, jrg. 1827, II, p. 772-789. |
W. van Doorn, Van Alphen in 't Engels, in L.T., 1943, p. 263-265. |
J.D.C. van Dokkum, Bibliographische aanteekeningen over Van Alphen's ‘Kleine Gedigten voor Kinderen’, in Het Boek VI (1917), p. 273-282; 353-359; VII (1918), p. 29-34; 197-207; 363-368. |
idem, Vader Van Alphen en zijn illustratoren, in Op de Hoogte XVI (1919), p. 183-190. |
| |
| |
idem, Van Alphen's ‘Kleine Gedigten’. De geschiedenis van een Nederlandsch uitgevers-succes, in Het Graphisch Museum IV (1934), p. 1-8; overgenomen in Nieuwsblad voor den Boekhandel, mrt.-april 1934. |
P.L. van Eck Jr., Van Alphen als kinderdichter, in Groot-Nederland, febr. 1908, p. 213-238. |
idem, Nog eens: Van Alphen in 't Frans, in L.T. 1943, p. 227-230. |
idem, Van Alphen in 't Duits, in L.T. 1943, p. 265-268. |
Marie J. Francken, Hieronymus van Alphen in het Maleis, in L.T. 1947, p. 106-111; gedeeltelijk overgenomen uit De Fakkel, sept. 1941. |
P.A. de Génestet, Over kinderpoëzy, in Nederland I (1858), p. 239-282; apart verschenen Amsterdam z.j. (1865). |
Everard E. Gewin, Van drie studenten, in Stemmen des Tijds XVIII, 1e st. (1929), p. 479-493. |
Catha. C. van de Graft, Utrechtsche dichterswoningen V. Hieronymus van Alphen, in Maandblad van ‘Oud-Utrecht’ XIX (1946), p. 74-80, 88. |
H. van der Grinten, Nederlandsche aesthetica in de negentiende eeuw I (diss. Nijmegen), Helmont 1947, p. 21-26. |
A.G. van Hamel, Muziek en dichtkunst, in Onze Eeuw XVII, 2e st. (1917), p. 92-125, speciaal p. 117 vv. |
(J. van Harderwijk Rz.), Proeve eener Lofrede op Mr. Hieronymus van Alphen, in Mnemosyne, IIIe reeks, dl. I (Rotterdam 1829), p. 125-199. |
J.P. Hasebroek, Een dichter-album van vóór honderd jaren. De gedachtenis aan Bellamy en zijne kunstvrienden nog eens vernieuwd, Amsterdam z.j. (1890), p. 275-300. |
H.G. Hoekstra, H. van Alphen en zijn ‘Kleine gedichten voor kinderen’, in Den Gulden Winckel, mei-juni 1940, p. 8-10. |
A. de Jager, Een paar verzen van Mr. Hieronymus van Alphen, in De Taal- en Letterbode I (1870), p. 254-257. |
Johannes Matthias Jorissen, Erinnerungen an Hieronymus van Alphen, der seit 1747 (sic!), 8 Aug. hier unten lebte; seit 1803, den 2 April hier oben, im Haag 1804. Ten dele overgenomen in Johann Ludwig Ewald's Christliche Monatschrift (Leipzig 1804), II, 2, p. 89-101. |
G. Kalff, Onuitgegeven brieven aan Mr. J.P. Kleyn en A. Kleyn-Ockerse, in Ts. 32 (1913), p. 241-261. |
G. Kamphuis, Literaire aspecten van het Réveil, in Handelingen van het zesentwintigste Nederlands filologencongres, Groningen 1960, p. 137-154. |
J.C. van de Kasteele, Brief aan den heer Nepveu, betreffende zijne uitgave der Gedichten van H. van Alphen, in Algemeene Konst- en Letterbode 1842, 1e st., p. 163-165. |
C.J. Kelk, Hieronymus van Alphen als vader en kind, in Jaarboek Maatschappij der Nederlandse Letterkunde 1945-46, Leiden 1947, p. 3-24. |
Willem Kloos, De Génestet en Van Alphen, in De Nieuwe Gids, juni 1916, p. 930-952. |
M. Elisabeth Kluit, Internationale invloeden in de voorgeschiedenis van het Réveil in Nederland, in Nederlands Archief voor Kerkgeschiedenis 45 (1963), p. 33-65. |
A.C.S. de Koe, Van Alphen's literair-aesthetische theorieën (diss. Utrecht), Utrecht 1910. |
H.J. Koenen, Hieronymus van Alphen, als christen, als letterkundige en staatsman, Amsterdam 1844. |
J. Koopmans, Van Alphen's kindergedichtjes, in NTg. II (1908), p. 286-291; bespr. van Pomes. |
idem, Van Alphen's literair-esthetische theorieën, in NTg. V (1911), p. 91-96; bespr. van De Koe. |
| |
| |
J.W. Marmelstein, Een Franse bewerking van Van Alphen's ‘Kleine Gedichten’, in L.T. 1943, p. 181-184. |
J.I.D. Nepveu, Het leven van Mr. Hieronymus van Alphen, volgens echte bronnen, in dl. III van zijn uitgave der Dichtwerken, Utrecht 1839; aangevuld in de 3e dr. van 1871, p. xvii-lxxxiii. |
idem, Antwoord aan den Heere Mr. J.C. van de Kasteele, in Algemeene Konst- en Letterbode 1842, 1e st., p. 237-239. |
H. Pomes, Over Van Alphen's kindergedichtjes. Bijdrage tot de kennis van de opvoeding hier te lande in de achttiende eeuw, Rotterdam 1908. |
M. van Rhijn, Jung Stilling en Nederland, in Nederlands Archief voor Kerkgeschiedenis 45 (1963), p. 208-235. |
L. Roggeveen, H. van Alphen en zijn modernen pendant P. van Renssen, in Kind, jrg. 1941, p. 19-22; 33-35; 53-55. |
F. Schregel-Onstein, De ganzepen. Het levensverhaal van onze eerste kinderdichter Hieronymus van Alphen, Zaltbommel z.j. (1965). |
Wim. J. Simons, Van Alphen vertaald, in Hakken en spaanders, Amsterdam z.j. (1970), p. 64-68. |
J. Taal, Hieronymus van Alphen kinderdichter 200 jaar geleden in Gouda geboren, in De Goudsche Courant van 18 dec. 1946. |
(H.W. Tydeman en J.T. Bodel Nyenhuis), Lofrede op Mr. Hieronymus van Alphen, in Mnemosyne. Mengelingen voor geschied- en letterkunde, IIIe reeks, dl. 2, Rotterdam 1831, p. 1-90. |
A. van Vloten, Van Alphens kindergedichten, in Algemeene Konst- en Letterbode 1857, p. 99. |
J. van Vloten, Uit Van Alphens studententijd, in De Levensbode IV (1871), p. 439-457. |
J.W. te Water, Levensschets van H. van Alphen, vóór H.v.A.'s Nagelatene schriften, Utrecht 1813, p ix-xx. Eerder uitgesproken op de Jaarlijkse algemene vergadering van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde te Leiden op 8 okt. 1803; gedrukt in Hand. v.d. jaarl. verg. der Maatschappij v. Nederl. Letterk., 1803, p. 22-36. |
|
|