Betje Wolff & Aagje Deken
(1979)–P.J. Buijnsters, Hella S. Haasse, Daisy Wolthers– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 6]
| |
17515 juni: inhuldiging van stadhouder Willem IV als erfheer van Vlissingen. Ds. Daniël Theod. Huet, predikant bij de Waalse gemeente, beschrijft de feestelijkheden in een rijk geïllustreerd entreeboek. eind december: dood van Betje's moeder, Johanna Boudrie. | |
1752Het gezin Bekker verhuist naar de Bakkersgang, bij de Lange Noordstraat. | |
1753Oprichting van het Taal- en Dichtkundig Genootschap Conamur tenues grandia (Wij kleinen streven naar het grootse) te Vlissingen. Betje staat in contact met Jean Guépin en Ds. Samuël Theodore Huet, twee steunpilaren van die genootschap. Mijne ouders leerden mij God kennen uit zijne werken. Zij gaven mij boeken, tot dat oogmerk dienstig. Het Schouwtooneel der natuur, dat geliefd boek voor alle leergierige kinderen, lazen zij met mij... Hoe dankte mijn jeugdig hart dees deugdzaamen schrijver! Hoe veele aangenaame uuren gaf hij mij! Hij leerde mij zo veel; en wat dit zegt, weet niemand beter, dan een naar kennis dorstend kind.
Geschrift eener bejaarde vrouw, 1802, I, p. 378 (W & D) 6. Vertaling, verschenen in 14 delen tussen 1739 en 1749, van l'Abbé Pluche's Le spectacle de la nature.
7. Gefantaseerde of uit de ‘portefeuille mijner geliefde moeder’ overgeschreven kinderbrief van Betje. Uit het handschrift van Geschrift eener bejaarde vrouw, gepubliceerd door Dr. Joh. Dyserinck in De Gids, 1892.
| |
[pagina 7]
| |
8. De geboortestad van Betje. Kopergravure, z.n., met adres Ottens te Amsterdam.
9. Plattegrond waarop ingetekend het buitentje Altijd Wel, halverwege tussen Paal nr. 6 en het Steenpad.
Waarde Vriendin! In de dagen myner Jeugd bemoeide ik my reeds met schryven; alle onderwerpen waren ‘Kip, ik hebje’. Ik heb, nog geen twalif Jaren oud zynde, reeds naamvaerzen gemaakt, die men, zo niet om derzelver fraaybeid, ten minsten om derzelver zeldzaamheid moest bewaart hebben. Ik heb, zinspelende op den naam van iemant gerymt, dat myn hart 'er van verdaagde. Ik heb eens een Vaers gemaakt in de vorm van een Pen; en altoos kwam er in myn werk van oost en west, en wieken van de Faam. Nog zeer jong zynde, maakte ik een Bruilofts Vaers op een myner naastbestaanden, dat zo magtig vernuftig was, dat ik nu nog veel werk heb om te begrypen wat ik toen had menen te zeggen! 'er kwamen ook Goden en Godinnen by de ruimte in. En Diana ging aan als een malloot, om dat de looze Cupido, door zyne moeder tot dat werkje verleidt, de Bruid uit den rei harer maagden gevoert hadt. Merkurius had het magtig op zyn lyf met den Bruidegom. Kort gezeid, ik heb alles meê gedaan, behalven in Treurspelen of Heldendichten. Om het eerste naar eisch te verrichten, verstond ik de gaaf van kryten niet genoeg, en dat is 'er echter de Sauce van. Wat het laatste betreft: ik kon nooit een Held vinden, die my regt aanstond. 't Is waar, ik begon eens, (doch dit onder de Roos, Letje) op deeze wys:
Hoog Eerwaarde Peperwortel,
Zeg, wat zegt de diamant?
Roept hy niet,
ô verdriet!
Trooye, Trooye is ook verbrand!
Hector, hebt ge al thee gedronken?
Waar zyn de afgetrokken blaên?
Wel wat vraag!
Hoor, gestaag,
Is myn Spoelkom de oceaan.
Maar ik scheidde 'er van, zo als ik zeg:
ik kon geen Held vinden.
Brieven over verscheiden onderwerpen, 1781, III, p. 94/5 (W & D) | |
[pagina 8]
| |
10. Uit An essay on man van Pope. Engelse tekst naast Franse vertaling in Essais sur la critique et sur l'homme, 1741.
| |
17542 juli: op belijdenis aangenomen als lidmaat van de Nederduitsch Gereformeerde Gemeente door de wijkpredikant Ds. Dirk Veegens. Op 16-jarige leeftijd is Alexander Pope haar lievelingsauteur. Zij laat zich zelfbewust uittekenen met diens An essay on man (1732-1734) in de hand. | |
175525 juli: laat zich schaken door de enkele jaren oudere Matthijs Gargon, gewezen vaandrig bij het Staatse leger, maar keert weldra naar huis terug. Schandaal in Vlissingen! Betje's eigen broer Laurens behoort tot de ‘fijnen’ die haar met de vinger nawijzen. 9 september: Betje en Gargon door de kerkeraad onder censuur gesteld. 11. Alexander Pope, 1688-1744, door Ch. Jervas.
Met een hart, gescheurd tot aan den wortel toe, en wiens wonde na tien jaren treurens, nog niet nalaat somtyds eens te bloeden, heb ik de verrukkingen eener jeugdige liefde betaalt!
Betje aan Maarten Houttuyn, 19-X-1770
Dat eene overmaat van levendigheid, en eene daar uit ontstaande sterke drift tot verstrooijende vermaken, door de Mode en de Luxe gewettigt, de beste Meisjes meermaal in gevaar brengen, om in de allerdroevigste rampen te storten, die haar veracht maken by zulken, die nimmer in staat zyn, om haar in goedheid des harten en zedelyke volkomenheid gelyk te worden; by zulken, die zy in 't licht stonden; by zulken, die het wrede vermaak hebben, om haar, reeds gevallen, dodelyk te grieven, of zich niet verwaardigen, zich immer in te laten met haar, die niet der Ondeugd, maar der Onbedagtheid ten prooije wierden; dat het, ook om die reden, een onschatbaar voordeel voor jonge Meisjes is, onder de bescherming te komen van zulke Vrouwen, die voorzichtigheid aan minzaamheid, en goedhartigheid aan eene beredeneerde onverzetlykheid verbinden: wyl dit die geenen zyn, onder wier bestuur de beste meisjes ook de braafste Vrouwen worden.
Historie van Mejuffrouw Sant Burgerhart, 1782, I, inleiding, p. 8 (W & D)
Ik: Toen ik zestien jaar was, zeide ik myn lesje zo glad op, dat ik zonder hapering wierd aangenoomen. Dominé: En is de Juffrouw by die Godsdienstige denkbeelden altoos gebleeven? Ik: Myn goeije Dominé, wat zal ik daar veel op zeggen? Ik geloof niet, dat een meisje van zestien jaar veele Godsdienstige denkbeelden heeft, of kan hebben. Ik leerde Hellenbroek, en dat was alles.
Historie van den Heer Willen Leevend, 1784, I, p. 90 (W & D) | |
[pagina 9]
| |
12. Uit het Groot Acteboeck der Consistorie van Vlissingen: ‘dog is op nieuw onder censure genomen Matthijs Gargon, gepensioneerd vendreg wegens weggaan met Elizabeth Bekker, die ook wegens deze ongehoorzaamheid aan & het verlaten van haren vader gecensureerdt is, en zijn hun beider namen op het klappertje gesteldt’.
13. Uit Betje's vertaling, verschenen in 1783, van An essay on man.
14. Tekstboekje voor haar belijdeniscatechisatie.
15. Betje op ongeveer 16-jarige leeftijd. Tekening in O.I. inkt.
| |
[pagina 10]
| |
16. Tekening van Betje.
17. D.H. Gallandat, 1732-1782, geneesheer te Vlissingen. Pastel door Aert Schouwman, 1759.
| |
1755 (vervolg)1 december: vroegst bekende handschrift van Betje: een verjaarsvers voor haar vader. | |
17561 mei: Betje op haar verzoek van de censuur ontslagen (Gargon pas op 17 december 1757). Vriendschap met de Middelburgse dichteres Petronella Johanna de Timmerman (1724-1786), toen nog mevrouw Haverkamp, in 1769 hertrouwd met prof. J.F. Hennert uit Utrecht. 18. Petronella Johanna de Timmerman, 1724-1786.
Sedert ik het kort begrip myner Philosophie in deezen schoonen regel van Pope zag:
The proper study of mankind is man,
dagt my, dat 'er al zo veel gronds is om een sens poëtique, als een sens moral te onderstellen: en veel te onderstellen is iets, waar toe myne reden vry ongeneigd is. De luchtsprongen van 't vernuft houden haar niet op, als zy van voorneemen is de waarheid een ernstig bezoek te geeven. Het dichtkundige gevoel werkt juist als het zedelyke.
Lier- veld- en mengelzangen, 1772, Voorrede, p. 5 (W)
Ik ben nooit geweest hetgeene men eene schoone vrouw noemt, maar l'irrésistible en charmant air de plaire heb ik in vergoeding daarvan ontfangen. Myne zuster is eene beauté. Dog, haal me de drommel! ik kaapte alles voor haar neus weg wat het hart had, op ‘Altyd wel’ te komen en smaak had.
Betje aan Dr. Maarten Houttuyn, 19-X-1770 19. Vroegst bekende handschrift van de 16-jarige Betje.
| |
[pagina 11]
| |
20. Slot van de gelukwens van 1 december 1755.
Zij: Wel, wat doet gij dan toch, bid ik u, hier zo buiten? Ik: Dewijl gij mij dit vraagt, zal ik het u kortjes zeggen. Wij staan altoos vroeg op. Onder het ontbijt leest mijn vader ons uit een goed boek iet voor; wij houden ons beezig met allerlei fraaije en noodige handwerken. Dewijl ik reeds lang een goed teekenmeester had, kan ik zelf de bloemen teekenen, waarnaar juffrouw Warin en ik borduuren. Ik ben altoos zo nieuwsgierig om te zien, wat de uitwerking zijn zal, dat ik daar veel meer tijd aan zoude besteeden, zo mijne moeder het mij toestondt. Ik musiceer, ik teeken, ik help mijne moeder in het huishouden; wij wandelen heel veel, en 's daags lees ik een uur of vier bij afwisseling voor mijne ouders en haare vriendin. De tijd, dien ik aan mij te kleeden geef, is niet groot; want ik heb altoos meer te doen, dan ik afkan. Zij: Wel, hoe kunt gij, daar men u zo veel vergt, gezond en vrolijk blijven? dit begrijp ik niet. Ik: Ik verzeeker u, dat ik dat beiden ben. Zij: Zo dat, gij zijt dan gelukkig? Ik: Zo gelukkig, dat ik u dit niet half zeggen kan: wij zien ook dikwijls menschen.
Geschrift eener bejaarde vrouw, 1802, II, p. 332/333 (W & D) 21, 22. Uit Nagelaatene gedichten van Petronella Johanna de Timmerman, 1786.
|
|