bruine prikkeldraadstreep links van haar navel. Het blanke kippevel van de heel licht bollende buik. Hij slikte. Zijn tong kleefde tegen zijn kurkdroge verhemelte.
‘Steek je linkerarm schuin omhoog.’
Een verre, schor-gesmoorde, verwrongen stem. Ze staarde wazig op hem neer, werd een witte, deinende vlek.
‘Je rechterarm schuin naar achteren.’
Het bed piepte, kraakte. Vingers, een kuit, schokten trillend op en neer.
‘Vogel, ik val!’
De vlek nam weer vormen aan. Hij liep om het bed heen. Ze staarde verwilderd op hem neer. Hij sloeg zijn arm om haar billen, drukte zijn wang tegen haar zachte borst. Wind bulderde in zijn oren. Een hand streek aarzelend door zijn haar.
Hij liet haar los, liep terug naar het midden van de kamer. Haar armen hingen weer naast haar lichaam, haar lippen bewogen op en neer, ze glimlachte, vragend, schuw. Hij knikte, ze liet zich op het kussen zinken. Haar gezicht was weer naar hem opgeheven.
‘Dat pistool. Hoe ben je eraan gekomen? Weet je dat ik echt even heel erg bang was?’ Het puntje van haar tong schoot tussen haar lippen uit, dook terug, schoot weer naar voren, dook opnieuw weg.
‘O, gisternacht van iemand gekregen.’