| |
| |
| |
XV De verkeerde man op het juiste moment: Bill Haley
Deerniswekkende covers van een zwervende jodelaar
Last night I was dreaming,
dreamed about the H-bomb.
Dit zijn de eerste regels van het nummer ‘Thirteen women [and only one man in town]’, dat Bill Haley op 12 april 1954 zong in de Pythian Temple Studio te New York. Het nummer werd geschreven door Dickie Thompson en gaat over een door de bom verwoeste stad waar alle mannen, op één na, dood zijn. Vrouwen hadden volgens de tekstschrijver blijkbaar een grotere overlevingskans: er bleven er dertien over. De enige man gaat daar, in deze bizarre song, mee aan de zwier. De atoomoorlog als basis voor een vrolijk liedje. Ook Wanda Jackson kwam, in 1960, aanzetten met het atomic-rocknummer ‘Fujiyama mama’. De kijker en luisteraar die de rolprent Atomic café heeft gezien, heeft er nog meer gehoord. ‘Thirteen women’ kreeg in deze film een plaatsje.
Het nummer zou misschien in de vergetelheid zijn geraakt wanneer het niet de b-kant was van een song die van Bill Haley, totdat de wereld voorgoed is stukgebombardeerd, een stukje blijvende geschiedenis heeft gemaakt. Het was ‘Rock around the clock’, waarvan tot nu toe zo'n dertig miljoen exemplaren zijn verkocht. Het was Haley's enige nummer-één hit. Behalve in Nederland. Geen mens wil het geloven, maar het is ècht zo: in Nederland was er in 1954-'55 nog geen hitparade. Het nummer werd in Nederland pas genoteerd in 1968 toen het in de junimaand nummertje 27 behaalde (zie: Bouwman en Broekhuizen, Hitdossier 1958-1982).
| |
| |
Verder dan deze plaat, die in 1968 opnieuw werd uitgebracht, is Haley in Nederland niet gekomen. In Engeland heeft de song weliswaar acht keer op de hitparade gestaan, maar slechts éénmaal als nummer één (1955: zie The Guinness book of British hit singles 4). In Amerika zien we nagenoeg hetzelfde beeld; men raadplege Joseph Murrell's The book of golden discs. Concluderend kan men stellen dat Haley in Amerika en Engeland geen groot succes is geweest. In Nederland al helemaal niet: Anneke Grönloh heeft vier topnoteringen gehad. Rocco Granata twee en Gert Timmerman één. (Ook de rockhistorie kent haar ondraaglijke efemeren.) Voor de vaderlandse hitparade is Haley een soort mislukte Gert Timmerman geweest. Tot troost van Haley kan echter worden opgemerkt dat de geniale Buddy Holly maar één hitje in Nederland heeft gehad: een notering op de veertiende plaats, een paar jaar na zijn dood.
Was Bill Haley een ‘one hit wonder’, zoals dat in de rockliteratuur heet? Men zou het bijna gaan denken. Het lijkt zelfs nog erger. De moderne naslagwerken vertonen meer en meer de neiging Haley te negeren of met de slopershamer te bewerken. Michael Bane noemt de zanger die levenslang met de kommakuif was toegerust in zijn White boy singin' the blues een ‘crooner’ en een imitator. In de buitengewoon belangrijke rock and roll-memoires van Dick Clark (samen met Richard Robinson), Rock&remember, wordt hij nagenoeg genegeerd. De rockhistoricus Peter Guralnick heeft er herhaaldelijk blijk van gegeven dat Haley hem niet interesseert.
Maar al eerder leek het doek voor Bill Haley te vallen. Mike Jahn deed in Rock from Elvis Presley to the Rolling Stones al een beetje lacherig over hem. In de loop der jaren heb ik zelf nogal wat artikelen over Haley geschreven. Tijdens een radiodiscussie heb ik eens gewag gemaakt van mijn teleurstelling in deze zanger, die uiteindelijk toch maar een heel klein snippertje rock kan worden toegedicht (afgedrukt in Walhalla, jaarboek). In de twee interviews met Haley, die ik elders publiceerde, was eerder sprake van tragiek dan van muziek. De lectuur ten slotte van zijn eerste biografie, John Swenson's Bill Haley, was een traanrijke ervaring.
| |
| |
Niets geen grootheid of een meeslepend leven. Het aardse bestaan van William John Clifton (1925-1981) was een hel. Hij vond het rock-and-rollse trucje misschien als eerste in de grote mand met muzikale roots, maar hij kon er uiteindelijk slecht mee uit de voeten. Hij was dom, hij zoop en eindigde zijn bestaan in krankzinnigheid. Zo trof ik Haley ook aan op 29 oktober 1979, toen ik met hem converseerde in Amsterdam. Uitgeblust, de tanden los in de mond, de beroemde haarkomma armoedig gerestaureerd, en omringd door louche bandieten. Hij kwam een nauwelijks aan te horen elpee promoten: optreden voor groot publiek deed hij niet meer. Swenson begint zijn originele biografie met de opmerking: ‘Veel mensen denken dat Bill Haley een (eenmalig) geval van stom geluk was [...], een one hit wonder.’ Honderdvierenzeventig bladzijden lang poogt uitgerekend de biograaf dit vooroordeel - dat hij toch wilde ontzenuwen - nog eens extra te bewijzen.
Het pijnlijkste van het vraagstuk Bill Haley vind ik mijn eigen rol daarin. Jarenlang heb ik hem verafgood, totdat ik beter ging weten en mij realiseerde dat ik van zijn gigantisch oeuvre (ik bezit een dertigtal elpees; hij heeft er veel meer opgenomen) slechts één elpee draaide: de gesimuleerde stereo-elpee op het Coral-label Greatest hits! Daarvan bleven op den duur nog slechts twee nummers over. Uiteraard ‘Rock around the clock’ en het schitterende ‘Skinny Minnie’. De eerste song is niet door Haley geschreven, van de tweede is hij een van de vier co-auteurs. ‘Skinny Minnie’ leunt zwaar op de Johnny Otis-sound, dat moet ik toegeven. Indien ik Swenson moet geloven, heeft Haley aan dit nummer niks geschreven; verantwoordelijk voor het hele concept was de steeds als derde co-auteur genoemde Milt Gabler.
Waarom nog verder geschreven over Haley? Is het niet verstandiger zijn elpees in een vuilniszak aan de straat te zetten? Neen: de man die voor het rocktijdperk eigenlijk al te oud was - een rocker behoorde achttien, negentien te zijn, en Haley liep tijdens zijn succes tegen de dertig, was weliswaar oerstom, maar in werkelijkheid een van haar echte uitvinders. Dat wil zeggen: hij
| |
| |
was de eerste blanke man die de thema's uit de blues, de rhythm and blues, de rockabilly, country and western et cetera populair maakte in een nieuwe muziekvorm: de r&r. Verzon Bill Haley, zoals men vaak aanneemt, ook het begrip?
Dit hoofdstuk is muzikale vadermoord, want dat is óók al niet waar. De beste samenvatting van de taalhistorische geschiedenis van het begrip ‘rock 'n' roll’ staat in Arnold Shaw's Dictionary of American pop/rock. In 1952 had de discjockey Alan Freed een populaire radioshow, The moondog rock 'n' roll house party. Bill Haley heeft altijd - Freed bestrijdend - betoogd dat hij het begrip als eerste gebruikte. Hij verwees voortdurend naar zijn plaatopname uit 1952, ‘Rock-a-beatin' boogie’, waarin de regels ‘Rock, rock, rock, everybody; roll, roll, roll, everybody’ voorkomen. Haley heeft dit nummer inderdaad geschreven en opgenomen, maar Shaw verwijst, bij voorbeeld, naar een opname van Buddy Jones uit 1939, waarin de regel ‘I love the way you rock and roll’ voorkomt, en naar Wild Bill Moore's We're gonna rock we're gonna roll’ (1947). Het meest waarschijnlijke is dat Haley het begrip direct gepikt heeft van Muddy Waters, die vlak voor Haley's ‘Rock-a-beatin' boogie’ een nummer opnam (‘All night long’), waarin de zin ‘Rock me, baby, rock me all night long... Roll me, baby, roll your wagon wheel’ prominent voorkomt.
Dat Haley's eerste hitje ‘Rocket 88’ (1951) heette, helpt hem ook niet veel verder. Hij had het niet zelf geschreven, en dit nummer met ‘rock’ in de titel verwees naar een Oldsmobile-automerk. ‘Rocket 88’ bracht Haley (en zijn toenmalige begeleidingsgroep de Saddlemen) wel tot het besef dat zij voort moesten gaan op de muzikale route die wij nu r&r noemen. Haley's volgende hitje - wederom een cover - was ‘Rock the joint’. De doorbraak kwam met Haley's eigenhandig geschreven ‘Crazy man, crazy’, dat echter op de radio eerst moest worden opgewarmd met een walgelijke coverversie van Ralph Marterie. Eerlijk is eerlijk: Bill en zijn Kometen stonden in 1953 als eersten op de Amerikaanse hitparade met een r&r-hit. Ziedaar een zekere verdienste van hem. Hij was de eerste blanke man die met een staatsvijandig nummerde r&r-muziek werd immers al gauw als communistische pro- | |
| |
paganda (!), zedenverwilderend en anarchistisch beschouwd - de Billboard Pop Chart beklom. Een jaar later mocht hij zijn roemzucht uitleven toen hij ‘Rock around the clock’ opnam. Voor de goede orde: deze song was in 1952 reeds opgenomen door Sunny Dae en geschreven door het duo Jimmy DeKnight (= James Myers) en Max C. Freedman. Dat het nummer op Haley-platen aan alle mogelijke andere tekstschrijvers, componisten en pseudoniemen wordt toegeschreven, laat ik passeren. Haley's volgende hit was ‘Shake, rattle and roll’. Het was eerder gezongen door Joe Turner (zomer 1954) en geschreven door Charles Calhoun.
Bij God! Wat is nu eigenlijk de waarachtige verdienste van Haley? Dat hij het talent had andermans hitjes per miljoen te verkopen? Welzeker; dat is een antwoord. Haley is in staat geweest van het nummer ‘Rock around the clock’ tientallen miljoenen te verkopen. Terwijl - en nu dient de lezer goed op te letten - de oorspronkelijke versie van Sunny Dae veel mooier was.
Men schreef het jaar 1952 toen Bill Haley, ex-discjockey, ex-cowboyzanger, die ooit de artiestennaam De Zwervende Jodelaar droeg, wedde op de r&r. Hij gooide de Saddlemen eruit en koos zich de begeleidingsgroep de Comets, die in het verloop van zijn dertigjarige carrière voortdurend van bezetting wisselde. In 1954-'56 zou hij dan eindelijk zijn gigantische succes behalen met ‘Rock around the clock’. Dat het nummer meer dan een paar jaar na opname pas echt een succes werd, komt omdat het werd gebruikt in de soundtrack van - zoals men vaak stelt - de eerste rockfilm. Het is een wijdverbreid misverstand dat Haley in eigen persoon zong in deze film, Blackboard jungle (1955). Niets is minder waar: tieners ziet men in de rolprent een 78-toerenplaat met ‘Rock around the clock’ kopen, dat vervolgens in de film als achtergrondmuziek wordt gebruikt. Roel van Bambost voert met recht in zijn Rockfilms de discussie of déze film nu wel de eerste rockfilm was. Haley heeft het te vaak met graagte beweerd, maar als Blackboard jungle een ‘rockfilm’ is, dan komen twee eerdere films zéker in aanmerking: The wild one (1953; met Marlon Brando) en Rebel without a cause (1955; met James Dean). Van Bam- | |
| |
bost citeert in zijn Rockfilms ten overvloede Todd McCarthey, die aantoont dat er vóór de oervertoning van Blackboard jungle al een andere film met rockmuziek was gemaakt: The delinquents.
Ondertussen werd de rolprent met de Haley-muziek grotendeels afgekeurd door burgerlijk Amerika. Dus kwam er een tweede film waarin Haley and his Comets - en de Platters - in levenden lijve optraden. De film droeg uiteraard als titel Rock around the clock (1956).
De commercie zag het goed: de Amerikaanse jeugd had films nodig waarmee zij zich kon afzetten tegen de ouders en waarin zij zichzelf kon herkennen. En zo werd Haley beroemd omdat producent Sam Katzman hem vroeg op te treden in een film. Een rijtje: de r&r werd voor de grote massa ontsloten door filmproducent Katzman; zij werd thematisch bepaald door de schrijvers van de song, DeKnight en Max C. Freedman, en voor het eerst gezongen door Sunny (ook wel Sonny) Dae. In dit rijtje komt Haley niet voor, maar wel Freedman die - nota bene! - in 1893 werd geboren. Ziedaar de herschreven geschiedenis van ‘Rock around the clock’.
Waarom had Haley succes en Dae niet? Haley heeft zijn hele leven, welbeschouwd, niet kunnen zingen. Hij had een vlakke stem die op te veel elpees valt te horen. Haley's covers van andermans successen, onder andere te vinden op With love from Bill Haley (1969; hierop een misplaatste versie van Boone's ‘Love letters in the sand’) en Rock around the country (1976), zijn deerniswekkend.
Haley heeft het geluk gehad dat hij in de eerste dagen van zijn succes géén jonge blaag was, dat hij blank was, dat zijn (film) optredens nog net door de beugel konden en dat hij God niet uit het oog verloor. Zo bont als Jerry Lee Lewis heeft hij het nooit gemaakt, hij was geen homoseksueel zoals Little Richard, hij deed niet aan hip-shaking (dat bijna Elvis' carrière in de weg had gestaan) en hij kreeg geen auto-ongeluk. Een revolutionair idee heeft Haley nimmer ontwikkeld. Politiek gezien heeft hij altijd goed in het conservatieve deel van Amerika gepast. Bill Haley
| |
| |
heeft zijn hele leven rabiaat rechtse uitspraken gedaan. Zodoende was men bereid hem veel te vergeven.
Wie was nu de man die ‘Rock around the clock’ voor het eerst opnam en de song in 1952 op een oerrockse wijze vertolkte? Over Sunny Dae heb ik tot op heden nauwelijks iets kunnen vinden; slechts in enkele boekwerken trof ik zijn naam aan, onder andere in Carl Belz' The story of rock. De liefhebber die de eerste versie van ‘Rock around the clock’ wil bezitten, dient diep in de beurs te tasten, want Dae's uitvoering is uitermate incourant. Ik heb ondertussen het vermoeden dat Dae zwart van huidskleur was, een jonge blaag en nog veel meer ongunstige kenmerken vertoonde in de ogen van het Amerika van de eerste jaren vijftig. Wellicht geloofde Dae zelfs niet in God. Haley bleef zijn hele leven, voor de buitenwereld, een godvruchtig mens. Daarom in het volgende hoofdstuk een analyse van de relirock: God's rock! Dat William John Clifton Haley ook maar een zondig mens was, toonde biograaf Swenson pas na de dood van de rocker aan.
| |
Interview Bill Haley I (november 1979)
Bill Haley: ‘Ik vind het nog steeds leuk om te spelen en geïnterviewd te worden. Het lijkt een cliché, maar rock and roll houd je jong! De originele Comets, mijn begeleidingsband, die zijn al lang uit elkaar. Eén Comet stierf in 1975 aan kanker, een andere kreeg een hartaanval en er zijn er een paar met pensioen gegaan. Twee van die oude Comets treden nog wèl met mij op in de v.s. Kijk, je moet het zo zien, in elk werelddeel heb ik een groep klaarstaan die daar dan optreedt als de Comets; dat is een stuk goedkoper. Rock and roll is mijn levenswerk. Ik heb er nu ook een boek over geschreven samen met een bankemployé die al vijfentwintig jaar voorzitter is van mijn fanclub. In 1985 komt er ook een film.’ [Nooit gemaakt, b.b.]
Bill is oud geworden. Hij heeft twee konijnetandjes die tijdens het gesprek op en neer bewegen. Is buitengewoon sjiek gekleed,
| |
| |
zeker voor een Amerikaan. Zijn neus is een beetje verkreukeld en klein. Bill zelf is helemáál erg klein. Hij draagt een dure bril. ‘Oorspronkelijk was ik country & western-musicus. Maar eigenlijk wist ik als teenager niet goed wat ik wilde spelen. Het was toen de tijd van “race-music” (“zwarte muziek”), dixieland, jazz, country. Al die soorten waren strikt gescheiden, ook op de radio. Wij probeerden maar zo'n beetje alle soorten. Uiteindelijk gingen we al die stijlen combineren, met toevoeging van bas en drums. We hadden toen ook zwarten in de band. Je moet niet vergeten dat toen het publiek èn de groep zèlf voor 80% zwart waren. Dat was wel erg moeilijk in die jaren, op onze eerste grote optredens was het bijna verboden. Het was erg moeilijk, maar ja, zo was de wereld in die tijd! Ik kan gerust zeggen dat ik een grote rol heb gespeeld in de rassenintegratie. We waren als Comets eigenlijk een soort kruisvaarders vóór de integratie.
Ik heb de kloof tussen blanke en zwarte muziek persoonlijk overbrugd. We waren de enigen! Lang vóór Elvis, Chuck Berry en Fats Domino. Die rock and roll opende de deur voor veel zwarte artiesten. Die rock sloeg aan bij alle delen van de bevolking. We hadden een eigen radioshow in Philadelphia, een stad met zo'n twee à drie miljoen inwoners. We hadden wel het geluk dat de eigenaar van dat station een vriend van mij was, die zei: “Je speelt maar wat je wilt!” In die tijd was ik een groot vriend van een zekere Big Joe Turner en Ray Charles en ik speelde mijn muziek in dat, oorspronkelijk country-achtige, radioprogramma. We waren niet helemaal gek, want we speelden genoeg race-music om de zwarte luisteraars te boeien en genoeg country om de country & western-fans te behouden! In die dagen heette rock and roll nog geen ‘rock and roll’, maar ‘Bill Haley-muziek’.
Die nieuwe naam was er gewoon nog niet! Uiteindelijk begonnen we zelf muziek te schrijven en toen dan de single “Rocket 88” uitkwam, dachten de mensen dat ik een zwarte artiest was! De grammofoonplatenmaatschappij liet het maar zo om de kopers niet af te schrikken. “Crazy man, crazy” was mijn eerste hitdoorbraak, eind 1962. Van mijn nummer “Rock-a-beatin' boogie” waren de eerste regels: “Rock, rock, rock everybody; roll, roll, roll
| |
| |
everybody” De dj Alan Freed gebruikte deze regels in zijn Cleveland-show als opening, sloeg op zijn bureautje de maat en schreeuwde mee. Zo is de term “rock and roll” in de wereld gekomen. Wisten wij toen veel dat we een tijger bij de staart hadden; we waren gewoon een groepje met wat hits!’
Bill Haley's haar-komma op het voorhoofd is oud, kaal en aan restauratie toe. Hij rookt sigaretten zonder filter, drinkt koffie en is ervan overtuigd dat hij de allergrootste is uit de popmuziek en dat ten eeuwigen dage zal blijven.
‘Mijn film Blackboard jungle bracht met zijn openings- en slot-song “Rock around the clock” groot succes met zich mee. In 1956 was de film Rock around the clock zeker een succes door de muziek, maar hij staat nog steeds overeind door het geloofwaardige verhaal van die rolprent. En dat mankeert er nogal eens aan bij popfilms: het “verhaal”! Inmiddels is Rock around the clock qua oplage wel de meest verkochte hit aller tijden, ná Bing Crosby's ‘White christmas”.
Ik ben na 1950 door niemand beïnvloed. Luister, kids, ik heb Elvis als jochie meegenomen op mijn tournees en ik was Elvis' favoriete zanger. Mijn versie van “Shake, rattle and roll” - een jaar na die van Big Joe Turner opgenomen - had véél méér succes. Maar hij, en al die andere zwarten, waren niet jaloers. Door mijn succes gingen hun platen ook beter verkopen. Ik ben zelf ook nooit jaloers geweest, op de Beatles of zo. Ik heb mijn eigen winkeltje en dat is door de jaren heen het succesvolste van allemaal. Werk genoeg en ik kan nog steeds het oorspronkelijke verhaal van de muziek vertellen, hoe het begonnen is. Het publiek wil het horen, nou, dan ben ik daartoe bereid! Daarom probeer ik ook nog steeds het “keldergeluid” [de metalige, ietwat leeggehaalde, simpele sound, b.b.] op mijn platen te handhaven. Dat wil het publiek. Ik doe weinig aan overdubbing, ik neem veel ineens op. Mijn laatste album is in twaalf uur opgenomen! Als je te veel op een plaat wilt zetten, kun je je niet meer op de bühne waarmaken. Ik sta erop dat de jonge musici, waar ik nu mee speel, nèt zo spelen als mijn band van vijftien jaar geleden. Dat is niet altijd even gemakkelijk, maar het móet. We zijn ongecompliceerd en dat wil- | |
| |
len we blijven. Mijn opkomst heb ik onder meer te danken aan de moderne jazz, daar begrepen de tieners geen hout van. Mijn muziek konden ze volgen.’
We zitten er wat stilletjes bij. Daar zit nu mijn held. Toegegeven: in Amerika krijgt hij de zalen nog vol. Zijn film Rock around the clock kreeg een prijs omdat hij zes keer opnieuw met succes werd uitgebracht. Daags voor het interview was hij nog op de vaderlandse buis te zien. Maar de keerzijde: Bill's optredens in de jaren zestig (in de Houtrusthallen in Den Haag, bij Circus Boltini) waren al niet meer je-dat. Zijn nieuwste elpee Everyone can rock and roll laat Bill horen als een (slechte) Amerikaanse Nico Haak. Inclusief de Here Jezus in het nummer ‘God bless rock and roll’ en de schlager ‘The battle of New Orleans’. Maar welke muziek, buiten zijn eigen, zou Haley eigenlijk zèlf leuk vinden?
‘Kijk, ik wil niette veel zeggen over de huidige bands. Ik sta samen met ze op het podium, weet je. Buddy Holly, ja, die heb ik goed gekend, thuis in Lubbock, Texas. Zelf houd ik het meest van Latijnsamerikaanse muziek. Ik woon vlak bij de Mexicaanse grens (Harlingen). Mijn dochter houdt meer van Kiss. De Stones, een prima groep hoor, maar af en toe raken ze op het slechte pad. Dat was anders bij de Beatles, die waren altijd goed. Elvis was een goede vriend van mij, tot de laatste dag van zijn leven. Laat ik er verder maar niet te veel over zeggen.
Mijn handelsmerk dat zit op mijn voorhoofd. Ik draag het altijd bij me, hè, die komma van haar! Je moet immers een gimmick hebben. Ik denk dat, als ik mijn haar verloren heb, ik wel uit de business kan gaan. Tuurlijk, ik kan ook een toupet nemen, dat zie je genoeg in de showbizz. Als kind had ik erg krullend haar. Mijn moeder kamde die krullen er steeds uit. Maar dat ene krulletje voorop, dat bleef steeds zitten. En dat ene krulletje heeft heel wat gevolgen gehad! De mensen herinnerden zich mijn naam niet eens, maar wel het begrip - dat was ik dus: “de man met de krul”. Je moet een herkenningsteken hebben, maar strakke broeken, spijkerjacks, oogschaduw, dat is niks voor mij.
Het is jammer dat ik deze keer maar één keer optreed in Holland. Maar ik kom terug! In 1981 ben ik er zeker, om mijn film te
| |
| |
promoten: The life and times of Bill Haley. Jeff Bridges speelt mij als Haley in de jaren vijtig. De tijd daarna speel ik mezelf. Het wordt een heel eerlijke film, niet alleen met mijn hoogtepunten maar ook mijn dieptepunten. Op het einde van de film speel ik voor de Koningin van Engeland. Dat gebeurt ècht, kids! Ze zal wel een fan van mij zijn! Wat dan wel de dieptepunten van mijn leven zijn? Nee, nee, dat zeg ik nu niet, dat zien jullie wel in de film!’
Eén van de dieptepunten zou voor Bill Haley een paar uur na dit interview aanbreken. Hij moest in Brabants meest exclusieve seksclub voor enige tientallen heren spelen en de geilponem uithangen. De toegangsprijs bedroeg vijfhonderd gulden.
Bill gaat zich vast een beetje opknappen. Nog even schrijft hij voor één van ons de eerste regels op van, naar de mening van de vrager, zijn beste nummer (dat nooit een echte hit werd), ‘Skinny Minnie’ (1958). Bill kijkt trots en zegt dat het een song is die hij zelf schreef. Inderdaad, één van de weinige, al was het met behulp van drie anderen: Keefer, Gabler en Capra. We krijgen een hand; voor nòg meer foto's heeft hij geen tijd. We zitten er een beetje verslagen bij. De man die onze vader zou kunnen zijn - en wiens laatste elpee een regelrechte inbreuk op de goede smaak is - gaat naar een seksclub. ‘Dim dim the lights,’ zong Bill Haley al in oktober 1954.
| |
Interview Bill Haley II (1980)
‘O nee hoor, het genoegen is geheel aan mijn kant om te willen praten! Het aantal interviews en concerten dat ik heb gegeven is inmiddels niet meer te tellen. Ik probeer het niet eens. Je moet dat leuk vinden, op het podium staan en praten, en ik vind het aardig.
En de jaren zijn eigenlijk zo snel gegaan dat ik niet merk dat ik al bijna veertig jaar op de planken sta. Buiten dat alles acht ik het een plicht om de originele rock and roll op het podium te brengen anders vergeten de mensen het wellicht.
| |
| |
Je hebt gelijk, uiteraard, dat mijn oorspronkelijke begeleidingsband, The Comets, niet meer bestaat. Maar wèl de Comets-organisatie: mijn vrouw en mijzelf. Ik probeer gezond te blijven. Daar helpt het genre muziek mij overigens behoorlijk bij, het houdt mij jong. Ook omdat je met jonge mensen blijft omgaan. Ik moet een beetje op mijn gewicht letten, wat aan lichaamsbeweging doen en mij niet overgeven aan al te gekke dingen. Maar ik ben nog steeds, voor 100%, met rock and roll bezig. Het is mijn levensvervulling.
Niet alleen op de bühne maar ook in andere opzichten. Ik schrijf aan mijn autobiografie en help een handje bij een film over mijn carrière. Ik zal zeker in 1981 in Nederland terug zijn om die film te promoten.
Toen ik als musicus begon waren er wel zo'n vier stijlen van muziek. Daar verzette ik mij tegen. Ik wilde die vier stijlen verenigen. Dat deed ik bij voorbeeld door de blazers uit de jazz te combineren met de gitaar uit de blues. Dàt werd het begin èn de oorsprong van de rock and roll. Mijn bijdrage tot de muziek is er niet alleen een die de deur opende voor zwarte musici in “blanke” zalen - en omgekeerd - maar mijn muziek gaf ook een kans aan veel zwarte artiesten. Ik maakte, voor het eerst, een muziek die niet alleen voor jazz-fans was maar voor iedereen! Eindelijk kon iedereen grammofoonplaten gaan kopen.
Ik kan je eigenlijk niet vertellen hoe mijn hele opkomst, in die paar jaar, in zijn werk ging. Daar zou ik veel meer tijd voor nodig hebben.
Dat ik gedacht zou hebben: dit is rock and roll, is niet waar. Het enige wat ik wist is dat ik een ander geluid maakte dan een willekeurige andere band.
De mensen noemden het eerst Bill Haley-muziek en later rock and roll [van een regel in Haley's song uit 1952 ‘Rock-a-beatin' boogie’ waar hij zingt: ‘rock rock rock everybody, roll, roll, roll everybody’, b.b.]
Mijn hit “Rock around the clock” is de één na grootste hit aller tijden. Zoek het maar na in het Guinness Book of Records en dat nummer zing ik nog steeds; op precies dezelfde manier. Ik denk
| |
| |
dat ik een feilloos oog heb voor wàt op wèlke tijd kan. Vlak nadat mijn goede vriend Elvis Presley was overleden maakten ze een film over zijn leven. Ze kwamen naar mij toe en vroegen: we willen ook een film over jouw hele leven maken. Ik zei nee, daar is de tijd nog niet rijp voor. Zoiets voel ik. Zoals ik je net gezegd heb, lijkt de tijd mij nú wel geschikt en daarom zijn we met een film bezig.
Elvis en ik zijn altijd vrienden gebleven. Ik kende hem van jongs af aan en er zal nooit zo iemand meer komen als Elvis. Ondanks dat kan ik zeggen dat hij geen enkele invloed op mij heeft gehad. Hoezeer ik hem ook bewonderde. Als ik al beïnvloed ben is dat door Big Joe Turner, Hank Williams en Ray Charles [in menig ander interview beweerde Haley overigens dat hij door niemand beïnvloed was, b.b.].
Buddy Holly, ja zeker, die heb ik ook gekend. Een beste jongen. Niet dat we nou zo intiem bevriend met elkaar waren maar ik heb wel samen met hem opgetreden in zijn geboorteplaats. Later zijn Buddy en ik samen vaak op tournee geweest. Op een showbusiness-manier zijn we wel een soort van vriendschap aangegaan. Maar zowel van Buddy als van Elvis heb ik nooit één nummer opgenomen. Elvis heeft wel een boel songs van mij opgenomen. Misschien neem ik in de toekomst nog wel eens een paar songs van die twee op. Er is voor mij tenminste geen enkele verklaarbare reden waarom ik niet een song van Elvis of Buddy zou gaan opnemen.
Van mij zijn zo'n honderd miljoen elpees verkocht met allemaal hetzelfde geluid. Dat willen de fans. Ze willen dansplaten met een eenvoudig ritme en een simpele melodie. Nou, dan krijgen de fans dat. Mijn platenmaatschappij en ik zouden de liefhebbers niet graag teleurstellen. Ik ben tegen allerlei technisch gerotzooi in de opnamestudio. Mijn laatste elpee kon daarom ook in slechts twaalf uur worden opgenomen. Dat heeft het voordeel dat mijn muziek in een zaal precies zo klinkt als op de plaat. Geef mij vijf muzikanten, zet mij erbij en je hebt de Bill Haley-sound. Ik heb geen dertig artiesten nodig om zo te klinken als op de plaat! Ik kan met goed fatsoen live spelen. Die producers van te- | |
| |
genwoordig maken de muziek veel te gecompliceerd. Perry Como, Frank Sinatra; grote musici, zeker hoor. Maar dat is toch niks voor kinderen of opgroeiende jongeren? Muziek moet simpel zijn en dat soort muziek geef ik aan de jongelui. Al die violen, al die bombarie. Dat heb ik allemaal niet nodig.
Wat ik thuis draai? Latijnsamerikaanse muziek, Ray Charles, Fats Domino. De modernere muziek hoor ik wel bij mijn dochter. Namen noem ik niet; daar komt alleen maar gedonder van. Van de Rolling Stones word ik de ene keer koud en de andere keer opgewonden. Verder heb ik er geen enkele behoefte aan om een groep te miskennen. Ik vind ze allemaal prima [Haley lacht hartelijk, b.b.].
Die haarkomma op mijn voorhoofd, een beetje uitgedund, inderdaad. Ik heb je toch al eens gezegd dat dat mijn handelsmerk is? Ze zeggen wel eens dat je je kracht verliest als je geen haar meer hebt. Welnu, dat klopt in mijn geval. Zonder mijn haarlok ben ik uitgerangeerd. Ik hoop maar dat de Lieve Heer mij mijn haar lang laat behouden. Die krul is een gimmick maar dat heb je nu eenmaal nodig in de showbusiness.
Beste jongen, ik kom naar Nederland om nog eens voor een groot publiek te spelen. Daar ben ik zeker van. Ik heb in ieder geval een nieuwe plaat gemaakt met nieuwe nummers. En dat geeft een goed gevoel want het is niet zo heel leuk als ze me steeds maar vragen voor de zoveelste keer “Rock around the clock” te spelen. Dat verveelt verschrikkelijk hoewel het, gek genoeg, mijn meest favoriete nummer is.’
|
|