Gortzak meende: ‘Dat zijn de gemakkelijkste problemen. Die kunnen opgelost worden. Geld is tastbaar, wat er in je kop zit is een stuk lastiger.’
‘Het zit juist in mijn kop,’ weersprak ik Gortzak korzelig.
‘Dat kan niet,’ zei hij.
‘U weet blijkbaar alles!’
‘Over geld valt er niets te weten. Geld is betalen. Je slecht voelen, zit in je kop.’
‘Dat denkt u?’
‘Dat weet ik zeker.’
‘Gôh,’ zei ik om van alles af te zijn.
En op de achtergrond analyseerde Gortzak verder: ‘Als je problemen in dubbeltjes en kwartjes zou kunnen vertalen, waren wij niet nodig. Natuurlijk: er valt heel wat af te dingen op het kapitalistische systeem en hoe dat mensen gek maakt...’
‘Maar Freud heeft er zeker niets over gezegd,’ onderbrak ik, weer geheel bij de tijd, de zielsgeneeskundige.
‘Het gaat er niet altijd om wat Freud gezegd heeft. Wat zou Freud bedoeld kúnnen hebben - dat is de vraag waar wij als psychiaters mee bezig zijn.’
‘Ik niet.’
‘Dat hoef je niet steeds te zeggen. Mag ik je een eerlijke vraag stellen?’
Eindelijk, dacht ik. ‘Ja!’ riep ik zo enthousiast mogelijk.
‘Zie je eigenlijk zelf nog iets in die bezoeken hier?’
‘Geen kut.’
‘Dat is grof.’
‘En daarom houd ik ook op met het beklimmen van de trap naar uw praktijk.’
Weinig maanden later kwam het tot een definitieve