‘Ik ben je reuze dankbaar,’ zei ik gemeend.
‘Laat maar, hoort erbij. Loop even met mij mee. Heb je tijd? Jongen, jongen, jongen, wat ik je nou zal laten zien. Je zal ervan watertanden. Helemaal geschikt voor jouw verzameling plaatjes en prentjes. Honderden meters vlakke muur, en hóóg! En wat zal 't kosten? Voor jou ver onder de prijs en dan ook nog 'ns pico bello afgebouwd. Je hebt die aannemer bij mij toch wel eens ontmoet?’
‘Die man in dat nette pak? Die leek helemaal niet op een aannemer...’
‘Is-ie ook eigenlijk niet. Het is een gentleman die toevallig zijn bouwdiploma's heeft gehaald.’
‘Hoe heet hij ook weer?’
‘Sloopink. Nou, die Sloopink en ik hebben een pandje aan de Keizersgracht op de kop kunnen tikken... Wat zeg ik? Een pandje... een kasteel, kan ik beter zeggen! Een tuin, jochie, die is zo diep dat het lijkt alsof hij naar achteren in een punt loopt. Dat kasteel, daar komen vijf appartementen in. Maar chic! Bubbelbadje, zwembadje, knap saunaatje en de benedenetage, jongen, die is voor jou meer dan geschikt. Hier is 't.’
Een paar granieten treden, een zware deur en daarachter lag een immense ruimte, ‘Jezus,’ riep ik.
‘We laten de voorgevel staan, maar verder jassen we er alles uit. Moet je kijken...’ Van Dak nam grote passen. ‘Zeventien meter diep zou dat museum voor je plaatjes en je schilderijtjes kunnen zijn. Hangen we er ook nog een entresolletje in - maak je een werkkamertje van - en daarachter komen de slaapkamers, slaapzalen. Twee badkamers en een grote woonkeuken waar je u tegen zegt plannen we in het souterrain. En kijk 'ns in de tuin. Eeuwenoude eiken, die zouden van jou kunnen zijn, die krijg je er gratis en voor niks bij. Ik heb veel restauratie-