De ambtenaar glimlacht en krabt onbeschaamd in zijn kruis.
‘Ik kom voor Robert Louis Stevenson, R.L.S., Tusitala,’ zeg ik nadrukkelijk.
‘Ah! Tusitala! Great man, friend of Western-Samoa, we love him, you love him too?’
Ik knik enthousiast.
Een paar minuten later sta ik met twee bladzijden stempels meer in mijn paspoort op een dampend veldje in de duisternis.
‘Mister Mantoua? Mister Berberse?’ klinkt het opeens op tussen angstaanjagende vogelgeluiden. ‘Ik kom u halen. Ik breng u met een busje naar uw hotel. Geeft u uw bagage maar.’
De man die ons heeft aangesproken is even rijzig als zijn landgenoten die ik al ben tegengekomen en toont dezelfde, bijna ouderwetse galantheid.
‘Waar komt u vandaan?’ vraagt de chauffeur als hij het busje gestart heeft.
‘Holland,’ zeg ik.
‘Holland,’ herhaalt de man in grote onwetendheid.
‘Europe,’ voeg ik eraan toe.
‘Europe,’ herhaalt hij even onwetend.
‘World,’ probeer ik als een kleine jongen die vroeger onder zijn adres ‘Wassenaar, Holland, Europa, de Wereld’ schreef.
‘Ah, world! Beautiful place! Do you know the world? We, world!’ roept de chauffeur in een schok van herkenning tevreden.
Over de dertig kilometer redelijk begaanbare weg die van