‘Falliet hè? Nee, je krijgt niks meer, ik heb liever geen gedonder met justitie.’
Het gebruik van allerlei pilletjes nam ook af. Enerzijds door de invloed van Gortzak, anderzijds doordat ik er mij steeds suffer door begon te voelen. Ik richtte mij op de fles en raakte in een fase van verdriet overdag en een eufore toestand 's avonds door bier of jenever.
Bij het warenhuis was ik al lang weggestuurd en een uitkering vanwege geestelijke instabiliteit was mij ook al ontnomen omdat de uitkeringsgemachtigde, niet geheel onterecht, meende dat ik de tent had opgelicht. Doelloos ging ik door de dagen waarin ik soms een zwart klusje aannam, maar meestal van de hand in de tand leefde. Ik woonde op kamers die bekenden voor korte tijd leeg hadden staan of logeerde bij oudere dames die mij een dichterlijke natuur vonden hebben.
‘Hoe krijg je dan je post?’ vroeg iemand.
‘Ik krijg geen post. Die gaat allemaal naar de curator.’
‘Maar stuurt hij je die dan niet door?’
‘Hij stuurt niks door. Hij zit in zijn rommelige kantoor links te wezen en zegt als ik hem bezoek vaak: “Nou, bedankt. Volgende week is je faillissement wegens gebrek aan middelen voorbij. Dan kun je je administratie komen halen en verder moet je maar zien. Je moet er rekening mee houden dat sommige schuldeisers je je hele leven blijven achtervolgen.”’
‘Dus je faillissement is eerdaags voorbij?’
‘Was dat maar waar! Mijn curator Liphorst heeft mij al tien keer beloofd dat het over is. Volgens mij blijf ik mijn hele leven failliet.’
‘Je moet naar die vent toe stappen, jôh. Of je moet ‘m aanklagen. Een advocaat nemen...’
‘Dat heb ik 'm al eens gevraagd, maar dat verbiedt hij.