(1) Er staat: bereide ik my i.pl.v. bereidde ik my |
(7) Er staat: en men verwachte i.pl.v. en men verwachtte |
(7) Er staat: grootte toevloeijing i.pl.v. groote toevloeijing |
( 8) Er staat: ’t Verbeelde zich even i.pl.v. ’t Verbeeldde zich even |
(10) Er staat: een bischoppelyk stedeken i.pl.v. een bisschoppelyk stedeken |
(13) Er staat: trachten te beveiligen i.pl.v. trachtten te beveiligen |
(18) Er staat: geschiede i.pl.v. geschiedde |
(20) Er staat: geschiede i.pl.v. geschiedde |
(23) Er staat: geboud i.pl.v. gebouwd |
(25) Er staat: geschiede i.pl.v. geschiedde |
(28) Er staat: achtien i.pl.v. achttien |
(31) Er staat: uitdenkken i.pl.v. uitdenken |
(33) Er staat: inbeelde i,pl.v. inbeeldde |
(45) Er staat: barkken i.pl.v. barken (Tweemaal vlak achter elkaar!) |
(46) Er staat: geboud i.pl.v. gebouwd |
(47) Er staat: de grootte avret bazaar i.pl.v. de groote avret bazaar |
(55) Er staat: pedestaal i.pl.v. pedestal |
(61) Er staat: pauschap i.pl.v. pausschap |
(61) Er staat: achtien i.pl.v. achttien |
(74) Er staat: verkorte i.pl.v. verkortte |
(75) Er staat: aanrechte i.pl.v. aanrechtte |
(78) Er staat: aanrechte i.pl.v. aanrechtte |
(78) Er staat: mislag i.pl.v. misslag |
(80) Er staat: onmiddelyke i.pl.v. onmiddellyke |
(81) Er staat: trachte i.pl.v. trachtte |
(89) Er staat: hy besteede i.pl.v. hy besteedde |
(90) Er staat: ter maand i.pl.v. per maand |
(95) Er staat: onmiddelyk i.pl.v. onmiddellyk |
(100) Er staat: met’er tyd i.pl.v. mettertyd |
(104) Er staat: liefddaadigheid i. pl.v. liefdaadigheid |
(105) Er staat: ter groote van i.pl.v. ter grootte van |
(107) Er staat: mislagen i.pl.v. misslagen |
(107) Er staat: mislagen i.pl.v. misslagen |
(108) Er staat: leuiheid i.pl.v. luiheid |
(117) Er staat: geschiede i.pl.v. geschiedde |
(118) Er staat: onmiddelyk i.pl.v. onmiddellyk |
(121) Er staat: ‘k Antwoorde i.pl.v. ‘k Antwoordde |
(125) Er staat: (in margine) mislag i.pl.v. misslag Idem in de hoofdtekst daarnaast. |
(133) Er staat: gewonlykste i.pl.v. gewoonlykste |
(141) Er staat: dringenste i.pl.v. dringendste |
(144) Er staat: opgeboud i.pl.v. opgebouwd |
(152) Er staat: lacchen i.pl.v. lagchen |
(164) Er staat: Hy antwoorde i.pl.v. Hy antwoordde |
(164) Er staat: trachte i.pl.v. trachtte |
(166) Er staat: achtien i.pl.v. achttien |
(167) Er staat: lacchen i.pl.v. lagchen |
(168) Er staat: achtien i.pl.v. achttien |
(169) Er staat: bischoplyke i.pl.v. bisschoplyke |
(171) Er staat: besteede i.pl.v. besteedde |
(173) Er staat: achtien i.pl.v. achttien |
(173) Er staat: achtien honderd i.pl.v. achttien honderd |
(174) Er staat: behoeden i.pl.v. behoedden |
(174) Er staat: beleiden i.pl.v. beleidden |
(178) Er staat: zaïke i.pl.v. saïke |
(188) Er staat: antwoorde i.pl.v. antwoordde |
(188) Er staat: lacchen i.pl.v. lagchen |
(194) Er staat: lacchen i.pl.v. lagchen |
(200) Er staat: raade i.pl.v. raadde |
(207) Er staat: tot op den huydigen dagt i.pl.v. tot op den huydigen dag |
(209) Er staat: geboud i.pl.v. gebouwd |
(213) Er staat: geboud i.pl.v. gebouwd |
(215) Er staat: slinkker i.pl.v. slinker |
(220) Er staat: mildadigheid i.pl.v. milddadigheid |
(222) Er staat: naaukeurig i.pl.v. naauwkeurig |
(237) Er staat: begond ik i.pl.v. begon ik |
(246) Er staat: laastgenoemde i.pl.v. laatstgenoemde |
(252) Er staat: aaneemen i.pl.v. aanneemen |
(259) Er staat: anvang i.pl.v. aanvang |
(254) Er staat: koupel i.pl.v. koepel |
(273) Er staat: rotsteenen i.pl.v. rotssteenen |
(277) Er staat: uitdrukelyk i.pl.v. uitdrukkelyk |
(277) Er staat: gevreven i.pl.v. gewreven |
(278) Er staat: richte i.pl.v. richtte |
(278) Er staat: groote i.pl.v. grootte |
(279) Er staat: Jacobs i.pl.v. Jacob |
(281) Er staat: cyfer getalen i.pl.v. cyfer getallen |
(282) Er staat: rechten i.pl.v. rechtten |
(285) Er staat: ceurvorst i.pl.v. keurvorst |
(289) Er staat: traliwerk i.pl.v. traliewerk |
(300) Er staat: met ‘er haast i.pl.v. metterhaast |
(301) Er staat: geleyden i.pl.v. geleydden |
(323) Er staat: hoeden i.pl.v. hoedden |
(337) Er staat: de grootte ingang i.pl.v. de groote ingang |
(345) Er staat: koste i.pl.v. kostte |
(345) Er staat: onmiddelyk i.pl.v. onmiddellyk |
(347) Er staat: uitbreyde i.pl.v. uitbreydde |
(347) Er staat: groote i.pl.v. grootte |
(349) Er staat: ontmoeten i.pl.v. ontmoetten |
(351) Er staat: verrykken i.pl.v. verryken |
(351) Er staat: onmiddelyk i.pl.v. onmiddellyk |
(352) Er staat: degroote i.pl.v. degrootte |
(353) Er staat: onmiddelyk i.pl.v. onmiddellyk |
(365) Er staat: wende i.pl.v. wendde |
(389) Er staat: halsterrig i.pl.v. halssterrig |