Reizen over Moskovie
(1996)–Cornelis de Bruyn– Auteursrechtelijk beschermdEen Hollandse schilder ontmoet tsaar Peter de Grote
[pagina 9]
| |
InleidingAEN DEN LEZER. Dit schrijft Cornelis de Bruijn in het voorwoord van Reizen over Moskovie, zijn reisbeschrijving die voor de eerste maal gepubliceerd werd in 1711. Behalve schrijver en reiziger was Cornelis de Bruijn schilder en tekenaar. In zijn reisbeschrijvingen legt hij zijn indrukken dan ook niet alleen vast in boeiende woorden, maar tevens in schitterende beelden. De Bruijn was de eerste Europeaan die met toestemming van de tsaar afbeeldingen van het Moskovische of Russische tsarenrijk heeft mogen maken. De ‘Czaersche Majesteit’ die hem in één van hun persoonlijke ontmoetingen toestond te tekenen wat hij maar wilde, was tsaar Peter. Tegenwoordig is hij beter bekend als Peter de Grote, maar deze eretitel gaf de Senaat hem pas na de overwinning op de Zweden, waarmee in 1721 de Grote Noordse Oorlog beëindigd werd. In Reizen over Moskovie geeft De Bruijn zijn tweede jarenlange reis, die hij in 1701 begon, in bijna vijfhonderd bladzijden en driehonderd afbeeldingen weer. Men volgt zijn belevenissen op weg van Amsterdam naar Rusland, Perzië, Ceylon en Java, en op ongeveer dezelfde route terug. De prenten die in het werk voorkomen zijn zonder uitzondering tijdloos mooi. De Bruijns verslag van zijn reis door Rusland, waar hij in twee perioden bijna drie jaar doorbracht, beslaat bij elkaar ongeveer een derde deel van zijn omvangrijke boek. Over zijn verblijf op Java en Ceylon is hij bijvoorbeeld veel minder uitvoerig, omdat - zoals hij zelf schrijft - er over Indië al veel bekend was in de Republiek. Over Rusland was minder gepubliceerd. De destijds beschikbare boeken waren die van de Amsterdamse burgemeester Nicolaas WitsenGa naar eind2, Evert Ysbrants IdesGa naar eind3, Balthasar CoyetGa naar eind4 en Adam BrandGa naar eind5. Witsen had de gebieden waarover hij schreef echter niet zelf bezocht. De anderen hadden hun reizen al jaren eerder gemaakt. De Bruijn, die niet | |
[pagina 10]
| |
ambtshalve maar uit liefhebberij landen en steden bezocht, voegde aan zijn beschrijving bovendien taltijke gedetailleerde afbeeldingen toe. Uit Reizen over Moskovie zijn fragmenten en afbeeldingen geselecteerd die De Bruijns impressies van het Russische rijk weergeven. De fragmenten omvatten een tijdsbestek van zeven jaar. De twee perioden die De Bruijn in het rijk van tsaar Peter doorbracht duurden van augustus 1701 tot juli 1703 en van juli 1707 tot augustus 1708. In deze jaren kon De Bruijn vaak logeren bij verschillende Nederlandse kooplieden die in Archangel en vlakbij Moskou woonden. Hij deed levendig verslag van zijn ontmoetingen met Samojeden in het noorden en met Tataren in het zuiden van het Russische rijk, van zijn contacten met vele hooggeplaatste Russen in onder meer Moskou en de Duitse voorstad, de woonplaats voor buitenlanders vlak bij Moskou. Hij beschreef diverse belangwekkende gebouwen in Moskou en elders in Rusland, besteedde aandacht aan kleding, straffen en verdwijnende tradities, de manier van reizen en aan de Noordse Oorlog waar hij in terechtkwam. Bovenal beschreef hij tsaar Peter, diens ambitieuze pogingen om het land te hervormen en het hofleven, dat zich zelden aan Peters eigen hof in Moskou bleek af te spelen. | |
Cornelis de Bruijn, een gepassioneerd reizigerDe reiziger, schrijver en schilder Cornelis de Bruijn is tegenwoordig ten onrechte vrijwel onbekend. Bij zijn tijdgenoten genoot hij een zekere faam. Desondanks zijn er buiten zijn als autobiografisch aan te merken reisbeschrijvingen weinig gegevens over zijn leven te vinden.Ga naar eind6 Hij werd volgens eigen zeggen in 1652 in Den Haag geboren en had ten minste drie zusters.Ga naar eind7 Hun vader was Jan de Bruijn.Ga naar eind8 Bij de Haagse schildersconfrèrie Pictura volgde Cornelis van mei tot oktober 1674 schilder- en tekenlessen. Waarschijnlijk had hij eerder ook al dergelijke lessen gehad. Daarnaast zou hij Latijn en Frans hebben geleerd.Ga naar eind9 Cornelis schreef in zijn eerste reisbeschrijving dat hij van zijn ‘tedere jeugd af een onverzettelyke neiging om vreemde gewesten en landen te bezichtigen’ had.Ga naar eind10 Toen hij 22 jaar was trok hij de wereld in. Op zijn eerste reis, van 1672 tot 1693, trok De Bruijn naar Italië, een gebruikelijk reisdoel voor schilders en jongemannen in goeden doen. In Rome vervolmaakte hij zijn schildertechniek bij de ‘Bentvueghels’. Deze Hollands-Vlaamse schilderskolonie was voor jonge kunstenaars een aanrader. Zij konden er de Italianiserende stijl, waarbij de Italiaanse schilderkunst en omgeving als inspiratiebron dienden, in de vingers krijgen. De Bruijns Haagse leermeester bij Pictura, Theodoor van der Schuer, had er ook gestudeerd en hem mogelijk deze schildersclub aangeraden. Om bij de ‘bent’ te mogen horen moest de bentgenoot in spe een ontgroening doorstaan en een doop tot bentvogel ondergaan. Bij het doopfeest (met veel drank en eten) ontving de schilder een karakteristieke bijnaam. Cornelis de Bruijn werd Adonis ‘gebentnaamd’. De hele ceremonie was een spottende versie van het | |
[pagina 11]
| |
katholieke sacrament van de doop. De protestantse bentvueghels hadden elkaars steun dan ook hard nodig in het katholieke bolwerk Rome. Toen De Bruijn genoeg had van Italië nam hij de boot naar Turkije, waar hij ruim anderhalf jaar verbleef. Daarna bezocht hij enkele Griekse en Turkse eilanden. In 1681 was De Bruijn in Egypte. Vandaar begon hij langzamerhand aan de reis terug naar Europa. Via Palestina en Syrië keerde hij halverwege het jaar 1683 terug naar Turkije. Daar deed hij een onaangename ontdekking. Al vanaf de dag waarop hij vijf jaar eerder, in juli 1678, in Turkije aangekomen was, hadden zijn Nederlandse gastheren hem aangezien voor één van de vier plegers van de mislukte moordaanslag op raadpensionaris Johan de Witt op 21 juni 1672. Deze was bij een groot deel van de Nederlandse bevolking gehaat, omdat hij tegen een te grote macht van de Oranjes was. De namen van de vier Oranjegezinde daders van de aanslag op De Witt waren alom bekend. Een van deze vier mannen heette bij toeval óók Cornelis de Bruin.Ga naar eind11 Beide De Bruins waren Hagenaar van geboorte. Onze De Bruijn, ook orangist, wist slechts met moeite de verdenking van zijn persoon te schuiven.Ga naar eind12 Nadat hij al zijn vrienden in Turkije had overtuigd van zijn onschuld, zette hij zijn reis voort. Eind 1684 kwam hij aan in de republiek Venetië. In de dogenstad greep Cornelis de Bruijn de kans zijn schilderkunst verder te perfectioneren bij de destijds zeer bekende Duitse meester Johann Carl Loth. Loth, of Carlo Lotti, zoals hij in Italië genoemd werd, maakte in Venetië school als de belangrijkste vertegenwoordiger van de ‘Tenebrosi’, een groep schilders die met sterke licht-donker contrasten werkten. Zijn atelier gold als de beste opleiding voor schildersleerlingen.Ga naar eind13 Negen jaar later, op 14 maart 1693, kwam De Bruijn aan in Amsterdam. Daar bleef hij enkele dagen om vrienden en relaties te bezoeken. Op 19 maart zagen Cornelis' Haagse vrienden hem weer gezond en wel, negentien jaar ouder, terug. In Den Haag zocht De Bruijn zijn schildersgerei weer op en schreef hij zich in bij het schildersgilde Pictura. Ditmaal als meesterschilder, hetgeen onder meer betekende dat hij zijn schilderijen nu mocht signeren. Ook in de pas opgerichte Haagse Accademie van de Teyken-Const was hij actief. Aanvankelijk was hij assistent van de regent, maar in 1699 bracht hij het zelf tot bestuurder.Ga naar eind14 Handtekening van Cornelis de Bruijn.
| |
[pagina 12]
| |
De Bruijn begon aan een reisbeschrijving te werken waarin hij zijn prenten een hoofdrol wilde toekennen. Onderweg had de schilder-schrijver zijn indrukken van mensen, landschap, steden en tal van bijzondere zaken vastgelegd met pen en penseel. Samen met de onderweg gemaakte afbeeldingen leverde zijn geheugen, geruggesteund door aantekeningenGa naar eind15, genoeg stof voor een verslag dat ook buiten zijn kring van bekenden belangstelling kon wekken. Zijn schilderijen en tekeningen zouden op de koperplaat worden overgebracht, het verhaal vormde de omlijsting en aanvulling van de prenten. Na vijf jaar, in 1698, lag zijn eerste boek, Reizen van Cornelis de Bruyn, door de vermaardste deelen van Klein AsiaGa naar eind16, te wachten op kopers. De Bruijn had het in eigen beheer uitgegeven en prachtig laten uitvoeren. In 1700 verscheen een Franse vertaling, in 1702 een Engelse.Ga naar eind17 Ter voorbereiding op deze laatste uitgave ging De Bruijn eind 1700 of begin 1701 naar Londen. | |
Reizen over MoskovieKort na de publicatie van zijn eerste boek werd De Bruijn wéér door reiskoorts bevangen. In de zomer van 1701 begon hij aan zijn tweede grote reis. Hij liep nu tegen de vijftig. Ditmaal bleef hij korter van huis, maar deed hij exotischer streken aan. Nicolaas Witsen - burgemeester van Amsterdam, koopman, bewindhebber van de Verenigde Oostindische Compagnie (VOC) en werkzaam in diverse functies voor de Staten van Holland - steunde hem met aanbevelingsbrieven.Ga naar eind18 De gangbare opvatting is dat hij ook persoonlijk als geldschieter optrad.Ga naar eind19 Van financiële bijdragen is echter nooit een bewijs gevonden. De Bruijn genoot vaak van de gastvrijheid die Witsens relaties hem boden. Witsen beschikte over contacten in Rusland, omdat zijn familie al generaties lang handel dreef op Rusland en hij in 1664 en 1665 met een Nederlands gezantschap naar Moskou was geweest. Witsen had in 1692 zelf een boek over een deel van Rusland gepubliceerd: Noord en Oost Tartarye.Ga naar eind20 Cornelis de Bruijn bereidde zich degelijk voor op zijn vertrek. Zo sprak hij met diverse geleerden over hun belangstelling en bezocht hij vele rariteitenkabinetten. Hij wilde weten waar geleerden en verzamelaars naar op zoek waren. Hij leerde dode dieren op te zetten en allerhande organismen te prepareren om ze op sterk water te kunnen bewaren. Zaken die niet geschikt waren om in zijn bagage mee te voeren of naar huis te zenden schilderde hij ter plekke na.Ga naar eind21 Zo legde hij in Rusland landschappen, stadsgezichten, volkeren en tal van zaken die hem interessant leken voor geleerden en verzamelaars op het linnen vast. Per schip reisde De Bruijn naar de havenstad Archangel in Rusland. Daar sloot hij zich op 21 december 1701 aan bij een konvooi sleden dat onderweg was naar Moskou. Hij bleef tot april 1703 in de hoofdstad en voer vervolgens naar Perzië. Daar reisde hij te paard met een handelskaravaan mee naar Isfahan, de hoofdstad van het toenmalige Perzische rijk. Vlakbij de weg van Isfahan naar de havenstad Gamron bevonden | |
[pagina 13]
| |
Titelprent uit Reizen over Moskovie (1711)
| |
[pagina 14]
| |
zich de ruïnes van Persepolis, waar hij veel belangstelling voor had. Nadat hij de paleisruïnes naar eigen tevredenheid had vastgelegd, trok hij verder zuidelijk naar Gamron. Als passagier voer hij mee met een VOC-schip dat via Ceylon koers zette naar Java. In Batavia, het bestuurlijk centrum van de VOC in Azië, verbleef hij bijna een half jaar. Onveiligheid door de aanwezigheid van Franse oorlogsschepen bij de kust van Coromandel in India en de problemen die gerezen waren tussen de VOC en de Indiase mogol Aurangzeb deden De Bruijn afzien van zijn eerdere plan het mogolrijk te bezoeken. Misschien mede wegens zijn al maandenlang zwakke gezondheid wilde hij niet wachten tot de situatie daar veilig zou zijn. Half augustus 1706 ging hij aan boord van een VOC-schip dat hem naar Gamron terugbracht. Via Perzië en Rusland keerde De Bruijn per schip vanaf Archangel huiswaarts. Ook toen hij op de thuisreis weer door Rusland trok ontmoette hij tsaar Peter. De Bruijn keerde op 24 oktober 1708 in Den Haag terug. Hij was ruim zeven jaar van huis gebleven. | |
Tsaar PeterPeter Alexejevitsj Romanov werd geboren uit het tweede huwelijk van tsaar Alexej (1629-1676). Zijn moeder, Natalja Narysjkina, was de dochter van een landeigenaar van Tataarse afkomst, die haar bij zijn vriend Artemon Matvejev en diens Schotse vrouw Mary Hamilton liet wonen. Daar werd in een culturele en vrije atmosfeer haar opvoeding voltooid. Op een van de soirees die haar pleegvader organiseerde leerde zij tsaar Alexej kennen. In februari 1671 trouwden ze. De komst van de met relatief moderne ideeën opgevoede Natalja aan het hof bracht grote veranderingen teweeg. De strenge sfeer van het Russisch-orthodoxe geloof werd verdrongen door een meer ontspannen houding tegenover westers amusement, westerse opvattingen en techniek. Op 30 mei 1672 werd hun eerste kind, Peter, geboren.Ga naar eind22 Hij was de derde zoon in de lijn van troonopvolging. De eerste was de ziekelijke Fjodor, elf jaar ouder dan Peter, de tweede zijn zes jaar oudere halfbroer Ivan. Peter was een intelligent en levendig kind. Zijn vader nam hem geregeld mee op jachtpartijen in de buurt van hun buitenhuis Preobrazjenskoje, door Cornelis de Bruijn meestal als Probrosensko gespeld. Samen met Ivan kreeg hij privéles. Tot Peter drieëneenhalf jaar oud was had hij een luxueus en gemakkelijk leven. Dat veranderde meteen toen zijn vader in februari 1676 aan de gevolgen van een verkoudheid overleed. Fjodor werd tsaar, maar overleed al in 1682. Zijn zwakbegaafde halfbroer Ivan was eigenlijk de volgende in de dynastieke lijn, maar zijn oudere zus, Sofia, greep de macht met hulp van de strelitsen, of streltsy, de elitetroepen. Veel familieleden van haar halfbroer Peter liet ze voor zijn ogen verminken en doden. Peter en Ivan werden samen tot tsaren gekroond. Omdat Ivan niet in staat was te regeren en Peter te jong was, werd Sofia regentes. Peter en zijn moeder verhuisden naar naar Preobrazjenskoje, dat dicht bij de woonplaats van de buitenlanders | |
[pagina 15]
| |
**Lev Narysjkin is de broer van Natalja Narysjkina 1651-1694
| |
[pagina 16]
| |
Tsaar Peter omstreeks 1700
in Rusland lag. Door twee mislukte expedities die Sofia tegen de Krimtataren in het zuidoosten van Rusland ondernam, werd haar positie als regentes onhoudbaar. De op de Krim wonende Tataren, vazallen van de sultan van Turkije, trokken elk jaar plunderend Rusland in. Peter volgde Sofia's verrichtingen met veel belangstelling. Het bekend worden van haar nederlagen deed zijn minachting voor de bevelvoerder van het Russische leger en voor zijn halfzuster Sofia toenemen. De weerstand tegen Sofia en haar partij nam ook toe bij veel Russische edelen, de bojaren. Bij de tweede mislukte aanval op de Tataren was voor Peter de tijd rijp om regerend tsaar te worden. In de zomer van 1689 werd Sofia door Peter gedwongen haar intrek in een klooster te nemen en de macht over te dragen aan de familie Narysjkin. De zeventienjarige tsaar Peter liet de eerste vijf jaar de meeste staatszaken nog over aan enkele ministers, want hij hield zich liever bezig met zeilen en schepen bouwen. Ook bracht hij graag visites aan zijn vrien- | |
[pagina 17]
| |
den in de Moskouse voorstad voor buitenlanders, de Nemetskaja Sloboda, of zoals Cornelis de Bruijn vertaalde, de Duitse Slabode of Vrijheid. Tsaar Peter spelevaarde en kwam tot de dood van zijn moeder in 1694 alleen voor ceremoniële taken naar Moskou. Intussen bleven de Krimtataren doorgaan met hun strooptochten. Peter, die al van jongs af met zijn speelregimenten had geoefend, zag zijn kans schoon eindelijk eens een echte oorlog te voeren. Hij koos Azov in zuidoost Rusland als doel. Ten koste van verschrikkelijke verliezen moest hij echter toegeven dat zijn militaire inzicht nog niet voldoende was. Zo werd tsaar Peter geconfronteerd met het feit dat er geen vloot was om de zee bij Azov onder controle te kunnen houden en zo de stad van de buitenwereld af te snijden. De mislukte aanval op Azov in 1691 was mogelijk één van de aanleidingen om een gezantschap naar het Westen te organiseren. Om de benodigde schepen voor een volgende aanval te bouwen koos tsaar Peter als vestigingsplaats voor nieuwe werven Voronezj, of Veronis, zoals de stad in De Bruijns beschrijving gespeld wordt. Deze stad aan de Don had een goede rivierverbinding met Azov en lag te midden van grote bossen die het timmerhout konden leveren. Vijf jaar later, in de zomer van 1696, lukte het wel de stad in te nemen. Bij de huldiging van de oorlogshelden wándelde tsaar Peter Moskou binnen, bijna onherkenbaar temidden van andere zeekapiteins, onder een op westers voorbeeld gebaseerde triomfboog met mythologische figuren. De overwinning op Azov was het begin van tsaar Peters ambitieuze plannen. Azov zou een soort bruggehoofd worden: als Russische militaire kolonie zou het toegang tot de Zwarte Zee moeten geven. De benodigde zeevloot zou wederom in Voronezj gebouwd worden, waartoe de scheepswerven vergroot moesten worden. In groten getale werd westers personeel aangetrokken en werden Russen naar Venetië, Holland en Engeland gestuurd om bij deze zeevarende grootmachten de zeevaartkunde te leren. Snel werd een volgende stap gezet: het zogenaamde Grote Gezantschap vertrok naar het Westen. | |
Het Grote Gezantschap 1697-1698De aanleiding voor tsaar Peter om met een gezantschap naar het Westen te gaan was tweeledig: het vinden van bijstand voor een oorlog tegen de Tataren en Turken in het zuidoosten van zijn rijk en kennis opdoen over de westerse technologie en wetenschap. Ook wilde hij officieren, zeelieden, ingenieurs en scheepsbouwmeesters aantrekken ter verwezenlijking van zijn hervormingsplannen. Tegelijkertijd konden de Russen de westerse gebruiken uit de eerste hand leren kennen. Omdat de tsaar zich buiten het officiële programma wilde begeven - hij wilde eigenhandig vaardigheden leren - reisde hij incognito mee in zijn tweehonderdvijftigkoppige gezantschap, dat op 20 maart 1697 vertrok. De Russen bezochten de buurlanden Lijfland (ongeveer het huidige Letland) met de hoofdstad Riga, dat door de Zweden werd bezet, Koerland en het keurvorstendom Brandenburg met de hoofdstad Koningsberg. | |
[pagina 18]
| |
Vervolgens wilde tsaar Peter direct naar Holland zeilen, maar de Oostzee werd geblokkeerd door vijandige Franse oorlogsschepen. In de buurt van Hannover in Brandenburg werd hij door Sophia Charlotte, de echtgenote van keurvorst Frederik III, en haar moeder, op een frivool feestje getrakteerd. De vijfentwintigjarige tsaar, die de reputatie van een barbaarse lomperik had, viel de dames bijzonder mee. Hij was zelf ook aangenaam verrast over zijn intree in de wereld van deze fijnbesnaarde dames. De vorstinnen waren opgelucht dat de tsaar, die wat drankmisbruik betreft een reputatie had, niet dronken was geworden. Op zijn achttiende had hij een groep mannen om zich verzameld die de Dronken Synode, Nepsynode of het Vrolijke Gezelschap werd genoemd. De Bruijn noemt in Reizen over Moskovie deze groep neutraal het ‘gezelschap’ van de tsaar. Met gevoel voor detail beschrijft De Bruijn verscheidene partijen, feesten en ontvangsten die in de Sloboda plaatsvonden. Veel eten en drinken vormden de hoofdmoot van de vrolijkheid, afgewisseld met muziek en dans. De terugkerende beschrijving van welkomstceremoniën aan het hof maakt duidelijk dat Russische brandewijn (wodka) er een niet weg te denken plaats innam. De Bruijn verhult zijn verbazing nauwelijks over de hoeveelheden sterke drank die men, en de tsaar in het bijzonder, zonder problemen verdroeg. Zelf werd hij ziek na een met drank overgoten uitstapje met de tsaar. Hij zocht genezing in rust en een matiging van spijs en drank, waarmee tsaar Peter de spot dreef.
Het lag in de bedoeling van de tsaar enkele maanden incognito in Zaandam te gaan wonen en werken. Hij had van zijn in Rusland woonachtige Zaanse leermeesters fantastische verhalen gehoord over de Zaanse scheepsbouwkunst. Hij werd echter in zijn plannen gedwarsboomd. In 1697 bleek hij al een levende legende. In optocht kwamen de Amsterdammers naar Zaandam, waar tsaar Peter een eenvoudig huisje bewoonde. Het gerucht dat de Russische tsaar daar woonde had snel de ronde gedaan. Peter verhuisde daarop naar Amsterdam. Het Grote Gezantschap was niet succesvol in het vergaren van steun in de oorlog tegen de Turken. De tsaar ging door naar Londen, om daar de theorie over de scheepsbouw te leren, terwijl de leden van het Grote Gezantschap in Holland wachtten op zijn terugkeer. In Holland maakte tsaar Peter uitstapjes naar rariteitenkabinetten, botanische tuinen en laboratoria. Hij bezocht anatomische lessen en kocht veel zaken op het gebied van techniek en wetenschap die zijn aandacht trokken. Ook nam hij veel bekwame ambachtslieden, kunstenaars, medici en militaire talenten mee terug naar zijn rijk. In Amsterdam was Peter vaak de gast van burgemeester Nicolaas Witsen, die van alles voor de leergierige tsaar regelde. Witsen had sinds zijn reis naar Moskou in 1664 contact onderhouden met invloedrijke Russen.
De anderhalf jaar durende reis van tsaar Peter had verstrekkende gevolgen voor zijn land. De tsaar had het Westen al van jongs af aanbeden, in tegenstelling tot het overgrote deel van het Russische volk. Hij was de eerste Russische tsaar die een reis naar | |
[pagina 19]
| |
het buitenland waagde. Hij durfde zijn land alleen in het diepste geheim te verlaten uit angst voor binnenlandse onrust. Toen de tsaar de westerse maatschappij van dichtbij had bestudeerd, was hij volledig overtuigd geraakt van de noodzaak zijn eigen rijk naar westerse snit te hervormen. Het bestuur, het leger, het muntstelsel, de kleding, de architectuur en veel tradities vielen ten prooi aan zijn hervormingsdrift. De Bruijn beschrijft in Reizen over Moskovie tal van voorbeelden hiervan, zoals het verplichte afscheren van baarden. Het veranderen van de Russisch-orthodoxe godsdienst leek de tsaar een eerste voorwaarde. Bij thuiskomst liet hij direct zijn mannelijke onderdanen hun baarden - symbool van het orthodoxe geloof - afscheren. Alleen boeren en geestelijken mochten hun baard behouden. Het dragen van een baard en ontheffing van kledingvoorschriften was wel mogelijk, maar alleen na het betalen van een flinke som geld. De opbrengsten hiervan en van allerlei andere belastingen werden aangewend om de bouw van de vloot in Voronezj mede te financieren. Overal waar het gezantschap kwam was de ontvangst uitstekend geweest, ondanks de protocollaire moeilijkheden die door het incognito reizen van de tsaar werden veroorzaakt. Overal, behalve in Riga, dat onder Zweeds bestuur stond. De ongastvrije behandeling in Riga kwam de tsaar eigenlijk uitstekend uit. Hij vond er in 1700 een excuus in voor een aanval op Zweden. Polen en Denemarken waren zijn bondgenoten. De jarenlange strijd die daarop losbarstte is bekend geworden als de Grote Noordse Oorlog (1700-1721). Tsaar Peter wilde in feite toegang verkrijgen tot de Oostzee om een ijsvrije haven te kunnen bouwen. Dit werd Sint Petersburg, dat hij vanaf 1703 liet bouwen op de plek waar de Neva in de Oostzee uitmondt. Cornelis de Bruijn ondervond in 1701 bij aankomst in Rusland hinder van de oorlog met Zweden, toen zijn schip toestemming moest vragen om verder te varen. Hij kon zich toen nog verre houden van het strijdgewoel, maar op zijn thuisreis eind 1707 kwam het gevaarlijk dichtbij. De Bruijn wilde via Polen terugreizen naar Holland, maar de oprukkende Zweedse soldaten die moordden en plunderden waar ze konden en de zich terugtrekkende en alles in brand stekende Russen dwongen hem terug naar Moskou te reizen. Uiteindelijk omzeilde hij de oorlog door in maart 1708 over zee huiswaarts te keren. | |
Cornelis de Bruijn ontmoet tsaar PeterDe Bruijn beschrijft in Reizen over Moskovie vele ontmoetingen die hij had met de tsaar. De eerste vond plaats in de Nemetskaja SlobodaGa naar eind23, op één van de nieuwjaarsvisites die de tsaar bracht. In 1648 had er in Moskou een uitbarsting van vreemdelingenhaat plaatsgevonden. Naar aanleiding daarvan had tsaar Alexej in 1652 verordend dat buitenlanders zich niet meer binnen het heilige Moskou mochten vestigen. Aan de rivier de Jaoeza, vijf kilometer van het Kremlin of het Slot, zoals De Bruijn het noemt, kregen de buitenlanders in Russische dienst stukken grond toegewezen en mochten ze hun pro- | |
[pagina 20]
| |
testantse kerken bouwen. Er woonden Duitsers, Hollanders, Schotten en Engelsen.Ga naar eind24 Zij behielden hun eigen cultuur en hielden contact met hun land van herkomst. De voorstad telde in De Bruijns tijd ongeveer drieduizend zielen. Dankzij de aanbevelingsbrieven van Nicolaas Witsen werd Cornelis de Bruijn gastvrij door Hollandse kooplui ontvangen. Ten huize van de Hollandse resident Hendrik van der Hulst stond De Bruijn ineens oog in oog met tsaar Peter. Hij herkende de tsaar onmiddellijk, naar zijn zeggen onder meer doordat hij in Londen het portret had gezien dat Sir Godfrey Kneller in 1698 van de tsaar had geschilderd. In de periode tussen de winter van 1701 en die van 1703 heeft De Bruijn tsaar Peter vaak gezien. De tsaar toonde waardering voor zijn schilderkunst en liet hem zijn nichtjes portretteren, de drie dochters van de in 1696 overleden tsaar Ivan. Toen de schilderijen klaar waren, kreeg De Bruijn opdracht de meisjes nog eens te schilderen. Dit tot zijn ongenoegen, want hij wilde graag verder trekken. Weigeren zou echter niet gepast zijn. Daartegenover stond het unieke privilege dat De Bruijn kreeg om, soms zelfs vanuit een overheidsgebouw, alles te tekenen en schilderen wat hij maar de moeite waard achtte. Voor zover bekend heeft hij tsaar Peter echter niet afgebeeld. Het is opvallend dat tsaar Peter Cornelis de Bruijn zo ter wille is geweest. Mogelijk wilde de tsaar zijn imago als wrede, onbeheerste barbaar teniet doen en zich van zijn beste kant laten zien. Een paar jaar eerder had de Oostenrijkse diplomaat Johann Georg Korb in zijn memoires een zeer ontluisterend beeld van de tsaar geschetst. Zo zou hij persoonlijk opstandige militairen hebben gefolterd en gedood. De tsaar was furieus over de publicatie en liet zo veel mogelijk exemplaren opkopen en vernietigen.Ga naar eind25 Tsaar Peter wilde wellicht niet het risico lopen van een tweede negatieve publicatie en was erbij gebaat Cornelis de Bruijn gunstig te stemmen. De Bruijn had tsaar Peter een exemplaar van Klein Asia cadeau gegeven, waarin hij meermalen zijn gastheren in de Levant in het zonnetje zette. Ongetwijfeld had De Bruijn de tsaar verteld van zijn voornemen ook een verslag van zijn Russische reisavonturen uit te geven. Als hij daarin beschreven zou worden als een vorst die alleen het beste voor zijn volk wil, zou dat hem uitstekend uitkomen. Misschien was dat de achterliggende reden van de persoonlijke uitnodigingen die De Bruijn van de tsaar ontving. Mogelijk heeft De Bruijn de vorst op zijn beurt tegemoet willen komen door nergens melding te maken van de opmerkelijke tics die de tsaar af en toe plaagden: het trekken met zijn gezicht en linkerarm.
Nadat De Bruijn via Perzië naar Azië was gereisd verbleef hij vanaf midden 1707 tot begin 1708 weer in Rusland. Daar ontmoette hij tsaar Peter weer enkele malen. Uiteindelijk ontstond er zelfs een goede verstandhouding tussen de mannen. Uiteraard besefte De Bruijn dat zijn omgang met de tsaar bijzonder genoeg was om er anderen in het Westen van op de hoogte te brengen. Hij zag in dat er belangstelling was voor het leven van één van de machtigste vorsten ter wereld. Want ondanks een lichte toenadering tot West-Europa onder tsaar Peters voorgangers - de tsaren Alexej en Fjo- | |
[pagina 21]
| |
dor III - en het Grote Gezantschap in 1697 en 1698, vormde het uitgestrekte Russische rijk nog in zeer veel opzichten ‘terra incognita’ en was het daarom in trek bij westerse geleerden en andere nieuwsgierige geesten. De Bruijn sneed het onderwerp uitgebreid aan in zijn Reizen over Moskovie. Daarbij werd hij zeer waarschijnlijk mede door commerciële motieven geleid. De Bruijn had bij aanvang van zijn eerste reis door Italië en Klein-Azië wellicht niet de bedoeling zijn omzwervingen aan de wereld te openbaren, bij zijn tweede reis had hij die echter zeker wel. Hij had ervoor gezorgd dat hij goed op de hoogte was van wat het westerse publiek graag wilde lezen èn zien. |
|