Het verbond(1931)–Henri Bruning– Auteursrecht onbekend Vorige [pagina 60] [p. 60] Jacob's Ontwaken Hij dwaalt ontsteld naar de velden, zo droef is de dageraad - ach, waarom hebben Uw engelen hem één nacht aangeraakt, en hun lichte hemelse zingen, hun dalen en bevende klimmen zo snel, zo wreed gestaakt? ‘Eén nacht - en een licht zo onwerelds onthulde ons hemels verbond - toen ik sliep aan de voet van dien heuvel, toen ik sliep in de diepte' Uwer vreugden en Uw engelen om mij vond, Uw lichte, witte gezanten met de glimlach van ùw gelaat... ... O dróóm - waarom vloden zij wenend, voor altijd, en spoorloos henen? Ach, - waarom ben ik ontwaakt? Nu is mij niets gebleven dan de schande van mijn hart (ik zag Uw Liefde, en mijn leven dat zich nimmer gehéél zal geven), dan het eenzaam hart van Uw Smart... Ach, wàt heeft deez' nacht mij gelaten, dan d' harde, hete pijn dat ook wij, even gemeenzaam, - wordt elk ontmoeten heengaan? - slechts eenzame vréémden zijn.’ Hij dwaalt ontsteld naar de velden, zo droef is de dageraad - ‘Ach! wil mij zo bitter niet kwellen! - Waar zingen Uw witte gezellen? - Waar vind ik hun lieflik gelaat?’ Vorige