Het verbond(1931)–Henri Bruning– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 49] [p. 49] III [pagina 51] [p. 51] Zijn hart Zijn hart was een koude, verlaten stal; al jaren vermeden, een vergeten verval. Het eenzaam geflonker, de droeve wacht der ster had hem nimmer huiswaarts gebracht; zijn hart bleef verlaten en donker. Er knielde geen koning, geen stil, moe beest dat niet meer dan zijn warme asem heeft, geen herder met schaapje; - alleen het geween, het geween van het Kindje weerklonk, het was zoo alleen en de wind woei in alle spelonken, de wind woei onhoorbaar, een langzame tocht die zwart en verveeld een uitweg zocht uit de stal, naar de nacht, en de dolende wind woei koud en aanhoudend over 't klagende Kind. Zijn hart was verlaten en donker. Het eenzaam geflonker, de droeve wacht der ster had hem nimmer huiswaarts gebracht. Vorige Volgende