Van ziel en aarde(1952)–Henri Bruning– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 10] [p. 10] [Zonde en verlossing en al 't goede en kwade, zij gewerden] Zonde en verlossing en al 't goede en kwade, zij gewerden mij wel, doch zij bezáten mij, wérden mijzelve niet: mijn ziel leeft in haar stilte - elders, verder, zoveel verder, zij zwierf niet, vroeg niet, dierf geen goeden Herder, zij rustte licht en helder als het Woord in 't godlijk Lied - een klein en zonlicht-overgoten, roerloos zomerriet. • • • En hoe bezoedeling en wroeging ketenden en schonden - ergens bleef mij een stilt, door niets van dit geraakt, daar was ik altijd vrede, vrijheid, kind Gods zonder zonde en zonder onrust, en er is geen Wonde en geen Verlossing die daar boeien slaakt, - daar ben ik schuldloos Zijn, helder, onaangeraakt... Vorige Volgende