Sluiereffekten(1936)–Victor J. Brunclair– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 16] [p. 16] In memoriam De steven van een schip zo wonderwit doorsneed de zee met fee Astrid Over de gangway heen-terrassen stonden in massa zwart trad zij in onze stad, trad zij in ieder hart. De wiekslag van een vogel uit het hoge Noorden gracielijk vergleed hij in haar handgebaar Fris en minzaam waren hare woorden en als een meer zo klaar. Het meer! Waarvan zij in haar ogen ook de weerschijn droeg daar was het dat een schiksel blind en dwaas haar sloeg Zij die het voorhoofd hoog dit leven tegentrad daar aan de blanke slaap werd zij zo scherp getroffen de zonbezongen boomkruin wuifde wat en van een vorstlijk lichaam was nog slechts het korte ploffen Zeg mij nu niet: zovelen sneven in de golven of: grauwvuur heeft de gravers in een mijn bedolven Allen wacht de vale stond van stervensnood en dood is dood [pagina 17] [p. 17] Zij was een kind verliefd op zon en water verdarteld in de wind Als zich naar onze kust de steile steven wendde kwam zij als uit de wonderwereld der legende en zo was ook haar heengaan naar het geenzijds van de tijd Hoe wordt nu nog ons purperen treurenis verblijd? O stille wijding! Aan de drempel van ons hart gekomen uit verten wazig en ijlwijd werd zij naar een gebied geleid over de stof in 't heiligdom der dromen Vorige Volgende