- ‘Ik bid u’, hijgde Edmond met een snak', ‘zwijg... of...’ met ee nplotse losbarsting van weeom om het onvermijdelijke ‘neen, verzeker me dat ge hem liefhebt. O, lang heb ik getwijfeld, pijnlijk getwijfeld, geschommeld tusschen vermoeden en zekerheid’.
- ‘Kom Edmond, aanhoor me, zoo ge daartoe de kracht hebt. O dubbel smartelijk is het voor mij, een hartstochtelijke liefde te koesteren, te voelen branden als een zengend vuur in den boezem, een liefde met het vooruitzicht van haar rasse disillusie, en tevens u het droevigste leed te berokkenen dat u treffen kon. Het is me ondragelijk. Mijn wezen schreit naar hem, mijn gansche lichaam laait, brandt van passie. O, ik weet mijn begeerte zondig. Ik kan niet zonder hem!...
- ‘Kom Henny, laat ons het kort maken! Van heden af is onze verloovingsverbintenis dus ontbonden’.
- ‘Ja’.
- ‘Ziehier uw ring’.
Zwijgzaam ruilden ze die kleinoodiën, die eens hadden bezegeld hun wederzijdsche trouw.
- ‘Laat me nu bij dit opperste afscheid nogmaals herhalen, Henny, wat ik u meermalen bevestigde. Ge kent de sexueele buitensporigheden van Willem, hoe hij trouw bezoeker is van schuine etablissementen en geile ontuchtkrochten. Dat zou u eerstens moreel kunnen schaden, dat zou ook...’ zijn stem dofte, zonk ‘een physische terugslag kunnen hebben.’
- ‘Zonder u te kwetsen, Edmond, is dat niet een stem van uw ijverzucht?’
- ‘Mocht dit de schijn wekken, wees niettemin van het tegendeel overtuigd. Nogmaals gedenk de menigvuldige liaisons met wezens van lager allooi, die Willem als kunstenaar onderhoudt. In uw eigen heil bezweer ik u, zie van uw voornemen af.’ Stilte.
- ‘O kwel me niet langer, Edmond. Wat kan het mij schelen indien Willem me verschopt. O, liefde is niet altijd