De dwaze rondschouw(1926)–Victor J. Brunclair– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 48] [p. 48] Offergang Aan de kim snorren torren de horlepijp in boomgaarden overrijp is gelag en lach Infante zij wandelt Raar lokt de reidans niet want op haar schouder lijze weemoedwijs een duif is droef droef en zoet Als zij intreedt het portaal wordt eerst de witte kapel volmaakt klaar de kaarsvlam op het hoogaltaar straalt peinzaam lang en ovaal zo haar pupil zoetzuiver ronkt het orgel dieper dan de horlepijp Ave. Vorige Volgende