De dwaze rondschouw(1926)–Victor J. Brunclair– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende De Lichtmens. Niet broos geweven uit ragdraden van zon en druppelwaaiers der bron, geen irisbeeld is de lichtmens, geen fantasmagories droomwezen, dat zou wonen onstoflik in de bovenzinnelike zone. Hij staat geplant in 't sentrum van alle leven. Langs de landweg, desperado, in haveloze plunje, zijn godgelijk aanschijn kun je speuren achter de wanvorm van je rapaljetronie, onbevroed alter ego, Bij elk woesteling straalt latent in de achtergrond der ogen zijn diepmenselike deernis, zijn mededogen. Evenzo de hetaere, bar-bestiaal is haar leven de kringloop tussen nachtcafé. maffe sponde en hospitaal, haar ook behuizigt zijn gestalte ergens, ongeschonden achter de sombere schande van haar zonden. [pagina 18] [p. 18] Ander Ik, dubbelganger, die verkeert waan in waarheid, drift sereen loutert, wrevel in opperste goedheid omzet ons tot hogere gemeenschap vervroomt in de stervensstonde, o, vreemd op aarde bleven allen, maar ons énigt het laatste bed omkrampte mond en slapen ongebet, die tegenhanger inwijden tot de grootse kommunie der daad bannen over de uiterste grens van ons belegerd geweten alle ijdelheid, machtsbegeren en smaad, verlossing uit het rijk van de schaduwmens, vermildert der wereld smartgelaat. Gedenk mijn broedren, dàn eerst verzuivert de aarde van aanschijn, als onze verontreinigde zielen puur en a giorno zullen gezongen zijn. Vorige Volgende