Davids Psalmen, Gedicht, aen deene zijde, door Petrum Dathenum; aen dander zijde, door J. De Brune(1650)–Johan de Brune (de Oude), Petrus Datheen– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 466] [p. 466] [Datheen] Den Cxxxiiij. Psalm. 1 ALle ghy knechten des Heeren, Wilt hem nu t’samen vereeren: Ghy die in sijn huys staet en waeckt, Dient hem en sijnen naem groot maeckt. 2 Heft de handen in heyligheydt In sijn huys op met vlijtigheydt: Om hem te loven t’aller tijdt, Prijst hem met hert end’ mont verblijdt. 3 V sal de Heer, die eeuwigh leeft, Die Hemel end’ Aerd gemaeckt heeft: Vyt Zyon met groot overvloedt, Zegenen met allerley goedt. Vorige Volgende