De CL. Davids psalmen
(1644)–Johan de Brune (de Oude)– Auteursrechtvrij§1Zijnghet den Heere een nieuwe liedt:
Want hy heeft wonderen ghedaen:
Zyne rechter-hand, ende de arm
Zijner heyligheydt heeft hem heyl
Ghegheven. De Heere heeft zijn heyl
Bekent ghemaeckt: hy heeft zijne
Gherechtigheydt gheopenbaeret,
Voor de ooren der heijdenen.
| |
§2Hy is zijner goedertierenheydt
End' zijner waerheydt, aen het huysGa naar margenoot+
Van Israel, ghedachtigh gheweest:
End' alle de eynden der aerd
| |
[fol N7v, p. 206]
| |
Hebben ghezien het heyl onzes Godts.
Iuyghet den Heer, ghy gantsche aerd;
Roept uyt van vreughde, ende zinghet
Met vrolickheydt, ende Psalm-zinght.
| |
§3Psalm-zinght den Heere met de harpe,Ga naar margenoot+
Met harp' end' stemme des ghezanghs:
Met trompetten, ende met geklanck
Van de bazuijnen: juyghet voor
Het aenschijn des Konincks, des Heeren.
De zee bruijse, met haer volheydt,
De weereldt, met die daer in woonen.Ga naar margenoot+
Dat rivieren, met d' hand klappen;
| |
§4Dat berghen t'saem voor den Heer juyghen:
Want hy komt, om d' aerd te richten.
Hy zal de weereldt met recht richten,
End' de volcken rechtmatelick.
|