Uitbreiding over honderd leerzaame zinnebeelden
(1722)–Claes Bruin– Auteursrechtvrij
[pagina 72]
| |
[pagina 73]
| |
Op het XXXVIste Zinnebeeld.
Hoe zeer de Lucht betrokken is
Met dampen van de duisternis;
Hoe laag de donderklooten daalen,
En schrikk'lyk klinken in ons oor;
De Zon breekt echter dikwils door,
En toont ons zyn verkwikb're straalen.
ô Schets van 't afgepynd gemoed,
Dat door den damp van tegenspoed,
Zyn dag ziet in een' nacht verkeeren
Van druk, doch 't welk in 't zwaarst' verdriet
Noch wel een blyde straal geniet
Van 's Levens zon, die gunst des Heeren,
Der vroomen sterkste toeverlaat!
Bedroefde zielen, die uw staat
Beweent, ai laat den moed niet zinken:
Schoon niemand tot uw trooft zich rept,
Hy, die steeds licht uit duister schept,
Zal eens zyn glans van hulp doen blinken,
En moog'lyk wel op 't onvoorzienst'.
Volhard maar yvrig in zyn' dienst,
Dan zal u ruft noch vreugd ontbreeken.
De twist mag duizenden verslaan;
De waereld mag door vuur vergaan;
't Godvruchtig hert, door 't licht ontsteeken
Van 's waarheids zon, schoon ieder vreest,
Beschouwt de klaarheid van Gods geeft.
|
|