ouder te beproeven. Sadder and wiser men, zetten zij zich schrap: - doorroeien, jongens!
Zoo gaat het met ouders en met kinderen. Niemand krijgt meer dan hem toekomt. De som van A. en B. is C.
Met huizen, o mijn welbeminden, gaat het niet anders. Waar zooveel levens zich tezamen doen, ontstaat een levendige boel. Leven is veelheid. Het ding, dat men meende voor zichzelf te bezitten, blijkt een mormel met eigen bestaan, vol eigenschappen van anderen, vol toomelooze hinderlijkheid. Geesten verschijnen, monsters, gezichtentrekkers, klauwgraaiers: - Jeronimus Bosch zag ze niet griezeliger.
De dronken metselaar en de malle smid. De ijzerhandelaar, die nog een partij goedkoope draadnagels had. En al die kromgebakken klinkers. Ook was er (toevallig) een slechte oogst van dakriet en Noorwegen schaft niet meer het hout van weleer. De beste balken worden Handelsbladen. De ruiten springen, bezeten van innerlijke kwaadaardigheid. En in den uitgegraven grond, met zuiver schoon zand aangevuld, zooals het voorgeschreven was, gurgelen de ontevreden beesten der riolen.
Gij, Bouwheer, die - omdat gij alles hebt betaald - wijst zoo herautig met de hand, zeggende: ‘Dit Is Mijn Huis!’ - wilt dit ootmoediglijk bedenken. Daar komen plannenmakers en teekenaars, opzichters, aannemers, metselaars, timmer- en opperlieden, zandgravers, rietdekkers, loodgietersbazen en loodgieters-