ronde aarde zelf, sinds de dagen der schepping gebleven wat ze was, tot een vermaak des menschen en een lustwarande zijner oogen.
Wanneer de Bouwheer zijn perceeltje deed omtuinen, bedoelde hij, daar vreemde honden en indringers vandaan te houden.
Hij wilde er geenszins mede zeggen, dat hij zich van de buitenwereld afsloot.
Integendeel, gezegde buitenwereld had een onbelemmerd recht, en tot zekere hoogte de verplichting, voor landschappelijke stoffage te zorgen in de omgeving van het Huis.
Op een dag kwam de handelaar in bouwterrein, die sprak:
- Ik heb een kooper voor het terreintje rechts van uw huis. U krijgt daar een villa met garage.
De Bouwheer ontstelde.
- Rechts, dat is aan den kant van het plaggenheitje?
- Aan den kant van het plaggenheitje.
- Maar dan is mijn uitzicht weg!
- Daarom kom ik bij u.
De Bouwheer zuchtte.
- Heel vriendelijk, maar wat moet ik doen?
De handelaar klopte zijn sigaar af boven het aschbakje, zeggende, eenvoudig:
- Koopen!
- Het plaggenheitje?