De allemanskamer moet licht en hoog zijn, een hemel bij dag, een honk bij avond. Zij is zonnig en schemerig, ruim en gezellig, zij is een gelagkamer, geparfumeerd met bier en rook, maar ook een pérgola onder druiven, maar ook het decor voor de behouden thuiskomst van den Verloren Zoon.
En wenscht niet de heer des huizes zijn schrijfkamer, waar de papieren kunnen blijven liggen, mevrouw een boudoir, de zoon een divan om zijn hondegeeuwen uit te vieren, de dochter een hoekje voor den roman die nimmer eindigt, het kleintje een ongeruimde speelgoedkast, de juffrouw voor de huishouding een stukje afzonderlijk om naar behoefte uit te huilen?
Iedereen heeft zoo zijn precies passe wenschen, want zag men ooit een schildpad met een giraffenek?
Het Huis was dus ab ovo reeds met ons. Wij zullen ervan vertellen bij brokjes en beetjes, naarmate de bouw voortgang heeft. Het staat niet op een dag. Terwijl wij schrijven viert de timmerman Paasch Drie en wachten de metselaars op kozijnen die niet komen. Zoo vordert het met bedachtzaamheid.
Even bedachtzaam denken wij op te schieten, opdat er geen kaartenhuis van komt en ook geen toren van Babel. Er komen ook meubels en gordijnen, en wandversiering, en een keuken als een apotheek, en een tuin met aardbeien en een radiomast.
Langzamerhand.... langzamerhand....
En wie 't beleven, zullen het puntje van den wimpel