kleine tulle mutsjes op, praatten met mekaar, omslachtig, met veel glimlachjes, zonder haast, prettig in de zoe-tigheidslucht onder de heldere lamp. Jozef wrong zich door de smalle ruimte tusschen hen heen en kwam door glazen deur de achterkamer binnen. Rebecca zat er aan tafel met haar moeder en een jonger broertje, knap donkerblond kereltje, dat huiswerk maakte. David luierde in een hoek en las in z'n hemdsmouwen de krant. Ze keken op bij Jozefs binnenkomen en allemaal vonden ze, dat hij bijzonder vroeg was.
‘'k Heb ook wat bijzonders,’ zei Jozef, opgewekt, ‘een invitatie voor een Poeriem-partij bij Oom Manuel.’ Hij reikte Rebecca 't briefje van Leon.
't Meisje glunderde, terwijl ze 't las, en Jozef, arm om haar schouders, hoofd tegen 't hare, stond bij haar en las mee.
‘Nou, hoe vin-je 't? Fijn, wat?’
‘'k Trek me beige japon aan,’ bedisselde 't meisje, heelemaal erin, een hooge kleur ineens op de wangen.
‘Ze trekt d'r beige aan’ hoonde Dnvid uit zijn hoek met een vette keelstem, Hij schoot in z'n jasje en liep naar de deur.
‘Mot je 'r weer uit?’ bitste z'n moeder, en tegen Jozef deed ze haar beklag, dat David avond aan avond 't huis uit sjouwde en met meiden van de straat z'n geld verdeed.... z'n geld en mèer dan z'n geld.... Jozef begreep haar toch wel? Verveeld stond David bij de deur te darren om weg te komen. Al dat geklèts van moeder. Zoenen, vrijen, hossen met meiden in café's, in de Pan en op straat, dat was nou zijn plezier. Ieder had 't zijne, vader om te slapen en den godsgeslagen dag te ‘laajenen,’ moeder om lekker te eten en te roddelen, Rebecca om met mooie japonnen te loopen en te kletsen met Jozef, Jozef en nog eris Jozef.... en dàt was nou zijn plezier. Wat kletste moeder dan. Hij wist wel, dat Jozef degelijker en fat-