te mogen gaan? 'n Lamme meid was ze, nou wist ze 't meteen! En als ze dacht, dat 't haar helpen zou, had ze 't mis. Hoe meer ze likte, hoe meer zullie haár trappen zouen.... Hij bedankte, hij deed 't niet. Als ze 'm minachten wouên, omdat-ie 'n Jood was, goèd, bèst.... Hij had niemand noodig! Maar wel zou hij zorgen dat die deftige Christen-jongens hèm niet voorkwamen in de klas. Nou was hij nommer één en hij zou het blijven......
Het was met moeite van zachte overreding, dat z'n moeder dien driftigen woordenstroom stuitte. Zelden viel hij uit, maar deed hij het, dan wist hij ook van geen ophouden en eindigde met een woeste huilbui, die hem heelemaal van streek maakte
Maar Jozefs pak was door moeder vermaakt en vader had er toen óók vrede mee, al was 't, vond hij, niet heelemaal in den haak, dat iemand z'n eigen barmitswopak niet afdroeg.
En op den morgen, dat Daan voor 't eerst naar school ging - een zacht-zonnige Septemberdag was het, met reuk van overrijp boomenloof in de lucht - vonden ze allemaal, dat hij er echt-deftig uitzag!
Esther, al lang weer goed, had hem dolgraag naar school willen brengen, om te zien, welken indruk hij maken zou, maar Daan verkoos alleen te gaan. Hij leek kalm en onverschillig, maar z'n hart bonsde, en z'n handen beefden. Het was een groote dag. Hij voelde het wel, over een uur, een half uur, dan zou 't beslist wezen of de vijf jaren op die school gelukkige of diep rampzalige zouden zijn. En terwijl hij z'n boterham met moeite propte door z'n droge keel, hoopte hij op een goed teeken. Want al zou hij niemand iets vrágen, hij wilde liever gelukkig zijn dan ongelukkig en hij wilde het niemand bekennen, maar hij hunkerde er naar, op die nieuwe school een vriendje te vinden.
Van klein kind af had hij zonder dat iemand 't wist