[Eerste deel]
Voorwoord.
Doch deze dingen alle werkt ze één en dezelfde Geest, deelende aan een iegelijk in het bijzonder, gelijkerwijs Hij wil.
1 Cor. 12:11.
Dat de in deze uitspraak vervatte Eenheidsgedachte in onzen tijd alom wordt uitgesproken en aanvaard, dat het menschelijk verlangen en zoeken zich al meer en meer in de daardoor aangegeven richting voortbeweegt, het blijkt ons dagelijks en uit vele teekenen. Toch wil het mij voorkomen, dat er vooralsnog meer vaag en verward wordt gesproken over ‘De Eenheid’, dan dat er wordt gepoogd, met het totaliteitsbesef als grondslag en richtsnoer, een begrensd artistiek, historisch of wetenschappelijk onderwerp grondig, klaar en concreet naar zijn eigen eischen te behandelen, zooals er ook nog steeds meer over ‘Het Begrip’ dan met begrip over verschillende aangelegenheden wordt gesproken.
Te veel ook wordt het voorgesteld, alsof het totaliteitsbesef uitsluitend, althans voornamelijk, een vernieuwing van ons gevoelsleven, vooral in religieusen en aesthetischen zin zou moeten zijn, die dan in geestdriftige samenkomsten moet worden beleden en beleefd - waarna men weder aan den arbeid kan tijgen en als student of ‘zakenman’ voortgaan en opgaan in het onsamenhangende, inconsequente en troebele van oude zeden, oude verhou-