| |
| |
| |
Hoofdstuk VIII
De problemen van de naaste toekomst
De naaste toekomst van Spanje zal worden bepaald door de wijze, waarop de groote nationale problemen zullen worden behandeld en door de mate waarin zij zullen worden opgelost. Anderhalve eeuw lang is Spanje nu innerlijk verontrust door verscheidene groote problemen, waarvan de oplossing een noodzakelijke eisch is voor de verdere, vreedzame ontwikkeling van land en volk. Naarmate de kracht en willekeur, waarmee men de oplossing van deze levensproblemen van Spanje heeft zoeken te verhinderen, zijn toegenomen, zijn de troebelen, onlusten en burgeroorlogen heftiger geworden. Deze problemen komen voort uit de historisch geworden gesteldheid van land en volk, en hun groeiproces is niet te stuiten door willekeur en gewapende macht. Ieder verzet tegen de natuurlijke, door de orde der oorzaken en omstandigheden vereischte oplossing van deze levensproblemen zal aan de explosieve krachten, welke hun bedwinging ontwikkelt, een gewelddadiger uitwerking verleenen. De spankracht van deze problemen is in de laatste jaren intenser geworden doordat de groote menigte zich bewust is geworden van den aard en den oorsprong er van, en zij geleerd heeft hoezeer haar eigen bestaan afhankelijk is van de oplossing.
Deze levensproblemen van het Spaansche land en volk zijn: de verhouding van Staat en Kerk, de positie van het leger, de agrarische kwestie, de volksopvoeding en de gewestelijke bestuursregelingen.
De Spaansche Kerk, die, zooals wij hebben gezien, door den bijzonderen loop van de Spaansche geschiedenis van een macht in den Staat tot een macht boven den Staat was geworden, heeft zich, in de tijden toen haar scheiding van den Staat noodzakelijk werd voor haar eigen geeste- | |
| |
lijke waardigheid en functie en voor de zelfstandigheid van den Staat als een instituut met eigen karakter, bestemming en organisatie, tegen deze scheiding verzet en haar willen beletten met andere dan geestelijke middelen. De eerste, groote, principieele fout van de Spaansche Kerk is daarbij geweest de verwarring van politieke en geestelijke macht. De tweede, groote, principieele fout van de Spaansche Kerk is geweest dat zij in den loop van de negentiende eeuw de handhaving van de katholieke levensorde heeft vereenzelvigd met het behoud en de verdediging van het grootgrondbezit en met de vermeende opvolgingsrechten van een dynastieken tak. Door deze principieele fouten is de Kerk het politiek instrument van de heerschende klassen geworden en heeft zij de groote volksmenigte van zich vervreemd en tegen zich ingenomen. Om haar macht over de groote menigte te behouden heeft de Spaansche Kerk gebruik gemaakt van de staatsmacht, aanvankelijk ingevolge de wetten des lands die de rechtspersoonlijkheid van andere kerkgenootschappen niet erkenden, daarna door willekeurig en despotiek gebruik van de staatsmacht, in strijd met de nieuwe wetten, welke een geest van verdraagzaamheid beoogden te wekken en welke berustten op de gelijke rechten van alle gezindten.
De zoogenaamde ‘apostasie van de groote massa’ is een gevolg van de nalatigheid van de Spaansche Kerk in zake haar geestelijke roeping. De massa, die haar oordeel grondt op daden, heeft bij herhaling kunnen vaststellen dat de gedragingen van de Spaansche Kerk in het openbare leven werden ingegeven door politieke en economische overwegingen. Het geestelijk karakter, de geestelijke taak van de Kerk bleef voor de menigte verborgen. De Kerk is in gebreke gebleven het volk daarin in te wijden. Niet alleen het volk, maar ook de maatschappelijke élite welke zij in haar scholen vormde, bleef verstoken van werkelijke geestelijke voorlichting. Het
| |
| |
feit dat de Spaansche Kerk, die over zoovele cultureele en economische middelen beschikte, zoovele duizenden dienaren had en tot voor kort vrijwel het geheele onderwijs beheerschte, in de laatste honderd jaar zulk een pooveren oogst aan geestelijke werken heeft voortgebracht, is voldoende bewijs voor haar innerlijke verarming. Vergelijkt men den cultureelen arbeid en de prestaties van bijvoorbeeld de Fransche katholieke Kerk met die van de Spaansche (een simpel overzicht van de bibliographie van de laatste honderd jaar is daartoe voldoende), dan is men meer dan overtuigd van de holheid der luidruchtige beweringen betreffende ‘het katholieke land van Europa bij uitstek’. De glorie van de zestiendeen zeventiende-eeuwsche Spaansche Kerk kan de geestelijke armoede van de hedendaagsche Spaansche Kerk niet aan ons oog onttrekken. De Spaansche Kerk, die eens het universeele katholieke geweten heeft kunnen vormen, die eens, in naam van de waarachtige geestelijke idealen van Rome, de katholieke Kerk tot een innerlijke hervorming heeft kunnen dwingen, die eens in haar mystici en theologen een stralende verwerkelijking van den geestelijken rijkdom van het Christendom is geweest, is sedert dien, door de verkilling van haar geloofsleven, door haar politieke en economische machtsstreven en door de onontvankelijkheid van haar verstarden geest, beneden de waardigheid van haar hoogen post gedaald. Geen van de nijpende geestesvragen, geen van de maatschappelijke problemen, geen van de nieuwe kwesties waarvoor de theologie en de rechtswetenschap zich geplaatst zien door de ontwikkeling van de geesteswetenschappen, is essentieel onderzocht door de Spaansche Kerk.
Den zoogenaamden ‘Gemeenschappelijken Brief’ van het Spaansche episcopaat moet men bezien tegen den waren achtergrond van het Spaansche drama. Het Spaansche volk heeft dit gekund en die brief heeft dus bij het Spaansche volk wellicht onherstelbare schade teweeg- | |
| |
gebracht. De enkele buitenlanders, die voldoende over de geestelijke geschiedenis van Spanje waren ingelicht om den afstand van rhetoriek tot werkelijkheid te meten, hebben in dien brief het onweerlegbare document kunnen zien van het verraad dat het Spaansche episcopaat heeft gepleegd aan den geest van den christelijken godsdienst.
De Spaansche Kerk heeft in den (burger)oorlog een historische gelegenheid voorbij laten gaan. Zij had door de rol van bemiddelaarster te kiezen, door als een moeder tusschen de strijdenden te gaan staan, door de misdeelden en zwakken te beschermen tegen de rijken en machtigen, door het beginsel van de christelijke naastenliefde te belichamen en tot verzoening, begrijpen en vergeven op te wekken, zich opnieuw een plaats in het hart en in het leven van de groote menigte kunnen verschaffen.
Helaas heeft de Spaansche Kerk dit niet gedaan en door deze verzaking van haar eersten plicht en hoofdzakelijke roeping heeft zij haar eigen neergang tot een ondergang gemaakt. De zoogenaamde ‘Gemeenschappelijke Brief’ van het Spaansche episcopaat is een openbaar getuigenis van de samenwerking en innerlijke vereeniging van belangen van de Spaansche Kerk en de opstandelingen. In strijd met de pauselijke voorschriften en decreten in zake den eerbied voor en de gehoorzaamheid aan het wettige gezag heeft het Spaansche episcopaat geholpen bij de voorbereiding van den opstand en dezen vervolgens door zijn geestelijk gezag en wereldlijke middelen gesteund. De brief van het episcopaat is doortrokken van haat en onverzoenlijkheid, zijn aanklachten zijn onvoldoende gestaafd, er is een systematisch onjuiste voorstelling van de zaken en tegenover de overdrijving van de fouten en misdaden van de tegenstanders staat de vergoelijking en zelfs verzwijging van de fouten en misdaden van de opstandelingen-bondgenooten. Terwijl er een onwaardige, politieke reclame wordt gemaakt met de slachtoffers van de volkswoede (voor welker ontbranding en ongebreidelde
| |
| |
uiting de opstandelingen in de eerste plaats verantwoordelijk zijn), heeft het episcopaat door het verzwijgen van de militaire terreur zich medeplichtig gemaakt aan den moord op duizenden weerloozen, waaronder vele belijdende katholieken en een aantal geestelijken. De christelijke religie zou dus weer in Spanje een eereplaats krijgen, met behulp van half wilde Marokkanen, het Vreemdelingenlegioen, Italiaansche en Duitsche troepen en moorddadig geweld? Wordt het Evangelie van Jezus Christus gepredikt met brandbommen en mortieren? Indien dan al de positie van de katholieke Kerk moeilijk zou zijn geworden onder de regeering van het Volksfront, was het dan niet juist de tijd waarop de bijzondere, bovennatuurlijke, geestelijke kracht van het Christendom kon worden aangetoond? Niet met geweld, noch met leugen en laster wordt het Evangelie der Liefde en Gerechtigheid aan de menschen bekend gemaakt.
De katholieke geestelijkheid, die met de opstandelingen heeft samengespannen en de katholieke Kerk heeft betrokken in een politiek-sociaal conflict, heeft aan de Kerk onherstelbare schade toegebracht. Alle verdrukking en alle verheimelijking zullen ontoereikend zijn om de menschen onkundig te laten van de militair-clericale samenzwering, welke zooveel onheil over Spanje heeft gebracht. De Kerk, die krachtens haar geestelijk wezen aan geen politiek of maatschappelijk stelsel is gebonden, heeft zich dienstbaar gemaakt aan een systeem en aan methoden welke lijnrecht tegen het beginsel van het Christendom ingaan. Het gevolg hiervan is dat de Kerk van zijn wezen is vervreemd en een onderdeel wordt van een staatsregiem, een orgaan van een totalitaire staatsmacht. De scheiding van de katholieke Kerk en het Spaansche volksbewustzijn zal dan nog dieper worden, want de Spaansche mensch is zich bewust dat zijn bestaan wortelt in de eeuwigheid. De Spaansche mensch heeft zich nooit als een functie van den Staat kunnen
| |
| |
gevoelen. Hij is een zelfstandig wezen met een eigen, onafhankelijk geweten. De van nature religieuze Kelto-Iberiërs hebben het katholicisme aanvaard, juist vanwege die essentieele verbinding van personalisme en geestelijk universalisme. Die grondtrek van het Spaansche karakter is gebleven. Daarom zal een totalitair, materialistisch staatsbestuur in Spanje zich bezwaarlijk kunnen staande houden en een Kerk, die daarvan een orgaan is, spreekt niet meer tot het religieus bewustzijn van het volk.
De Kerk heeft, zonder oog te hebben voor het innerlijke aspect van dezen tijd, door een gewelddaad willen terugkeeren tot haar machtspositie van de zestiende eeuw. Die machtspositie herwint zij echter niet met uiterlijke middelen. Zij zal daartoe de geestelijke voorwaarden moeten herscheppen. Door haar samengaan met een kleine, heerschende groep, die niet meer de volksmenigte vertegenwoordigt maar zich er tegenover stelt, dreigt de Kerk een verhindering te worden van het katholiek geloof. Het volk gaat in de Kerk het bolwerk van zijn tegenstanders zien.
De Spaansche geestelijkheid heeft beweerd zich te hebben aangegord voor de verdediging van het Christendom. ‘God, gezin, gezag en eigendom’ luidde de leuze. Aan de gevolgde methoden heeft de groote menigte kunnen zien dat het hier niet geestelijke waarden en beginselen betrof. Het volk heeft intuïtief zuiver gevoeld dat niet de mensch het Christendom, maar het Christendom den mensch moest redden. Het Christendom is als dekmantel gebruikt voor andere doeleinden. Geld en eigenmachtig gezag.
Schrijver dezes heeft gedurende den burgeroorlog, in de vele gesprekken welke hij over dit punt heeft gevoerd met mannen en vrouwen uit het Spaansche volk, herhaaldelijk deze uitspraak kunnen hooren, waarin het wezen dezer kwestie wordt blootgelegd: ‘Ik geloof in
| |
| |
Jezus Christus. In de Kerk schijnt dit geloof in Jezus Christus verloren te gaan. In haar komt dit geestelijk geloof nauwelijks tot uiting. De Kerk is een politiek instituut geworden, dat naar de wereldheerschappij streeft, van Rome uit.’ Het woord Rome kreeg daarbij een somberen klank. Het was het Rome van Mussolini, dat open steden en dorpen liet bombardeeren; het Rome van de Osservatore Romano, dat het woord van Job vergeten had, namelijk dat God onze leugens niet noodig heeft; het Rome, van waar bijzondere zegeningen voor de opstandelingen kwamen en geen woorden van deernis voor de lijdende bevolking.
Met deze feiten - wie is bij machte deze feiten te loochenen? - zal de Kerk bij den wederopbouw van Spanje hebben rekening te houden. Er is honger naar gerechtigheid in het Spaansche volk en een dringende behoefte aan geestelijke waarden. Indien de Kerk zich daarnaar richt en alle constructieve elementen van de Spaansche overlevering samenvoegt, dan zal het Spaansche volk, welks vertrouwen gemakkelijk is te winnen, omdat het zelf een hooge opvatting van eer en edelmoedigheid bezit en dit bij den ander veronderstelt, voor het katholieke Christendom worden behouden. Het heeft meer dan één kenner van het Spaansche volk en de Spaansche geschiedenis bevreemd dat de Jezuïeten, die blijk hebben gegeven goede psychologen en tactici te zijn, niet een doeltreffend gebruik hebben gemaakt van de oude Spaansche broederschappen en het klassieke Spaansche communale saamhoorigheidsbesef, om de boeren en arbeiders buiten de invloedssfeer van de socialistische, anarchistische en communistische actie te houden. Indien de Jezuïeten hun veroveringsarbeid eens niet in een verouderd politiek en maatschappelijk systeem hadden ingevoegd, indien de Jezuïeten, die reeds eerder ver op den tijd hebben vooruitgegrepen, eens den neergang van ons politiek en economisch stelsel hadden voor- | |
| |
zien en met de opkomende, nieuwe gedachten rekening hadden gehouden om ze op te nemen in het katholieke Christendom, zouden dan deze treurige ervaringen niet zijn voorkomen?
De grondtrekken van het Spaansche karakter zijn in strijd met een materialistische levensbeschouwing. Zijn gevoel voor eer en menschelijke waarde, zijn cultus van het lijden en zijn voorname berusting, zijn eeuwigheidsbesef en passioneele levenshouding, zijn opofferingsgezindheid en gevoel voor verantwoordelijkheid voor degenen met wie hij zich verbonden acht, zijn geringschatting van de materie en den vorm ten gunste van den geest en de idee, zijn minachting voor het gemakkelijke leven zonder innerlijke bewogenheid, zijn achterstellen van het bestaan bij het Leven, maken van den Spanjaard een edelen voedingsbodem voor alle hooge waarden welke het Christendom insluit. De Spanjaard is vergevensgezind. Zoo fel als zijn veroordeeling van het kwade is, zoo luid als zijn roep om straf en vergelding van de zonde moge klinken, zoo mild is hij voor den gestraften zondaar. Men heeft in Spanje volksbewegingen kunnen ontketenen door het medelijden in te roepen voor gevangenen. Het succes van de Volksfrontverkiezingen van 1936 is goeddeels verkregen door een beroep op de politieke gevangenen. De christelijke actie zal derhalve haar uitgang moeten nemen in edelmoedige vergevensgezindheid. De wandaden uit de periode van strijd kunnen dan wellicht vergeten worden, want de Spanjaard, die in oogenblikken van passie in den mensch het bestreden idee meent te dooden, ziet bij het luwen van de passies in den mensch spoedig zijn broeder weer.
Dit is het verschiet dat voor de Spaansche Kerk open ligt. Zij zal haar keuze hebben te bepalen tusschen onderdeel te worden van een absolutistisch statisme, waarbij haar geestelijk karakter verloren gaat, en leidster te worden van een lijdende menschheid, welke zoo lang in
| |
| |
haar zal gelooven als haar daden haar geestelijk wezen zullen verkondigen. Blijft de Spaansche Kerk het eerste verkiezen - door den ‘Gemeenschappelijken Brief’ heeft zij een keuze gedaan - dan is haar toekomst in Spanje donker. Het geestelijk leven zal zich dan in Spanje eigen banen maken. Het zoekt deze reeds in onderscheidene richtingen. In bevindelijke vroomheid. In dogmatische abstracties. In mystieke contemplaties. In religieus-humanitaire groepsvormingen. In een wederopleving van het oude Spaansche gemeentelijke leven en bezit, overtogen door het licht van een geestelijke broederschap. In de idealiseering van de materialistische beginselen van het socialisme en communisme. In een nieuwe Hervorming, welke terug zal grijpen op den zestiende-eeuwschen aanloop. De geschriften van de Spaansche reformatoren beginnen reeds binnen het bereik en de belangstelling van de groote menigte te komen.
Hoe ook de godsdienstige toekomst van Spanje in haar ideologische uitwerking en haar wettelijke regeling zal zijn, zeker is het dat het volk zal voortgaan op den weg dien het nu is ingeslagen, zoekend naar een heroïek geloof, met maatschappelijk vormende kracht. Het heroïsme van dat geloof zal niet worden gemeten aan de heftigheid waarmee de tegenstander kan worden geschaad, maar aan de mate van eerbied voor den naaste, en aan de mate van verachting voor alle halfheid, lafheid, en onoprechtheid. Vele verschijnselen wijzen er op dat Spanje een religieuze vernieuwing doormaakt en dat slechts weinige geestelijken de teekenen van den tijd hebben begrepen. In dit opzicht, zooals op zoovele cultureele gebieden in den loop der eeuwen, zal de scheppende en leidende kracht uitgaan van het Spaansche volk en zal het volk de geschiedenis bepalen.
Indien de katholieke Kerk een heilzame factor in de nieuwe Spaansche beschavingsgeschiedenis zal willen worden, door de christelijke vorming van het volksgeweten,
| |
| |
dan zal zij haar dienaren voor deze hooge taak moeten bekwamen. Hiertoe zullen de Spaansche seminaria, als kweekscholen voor de wereldgeestelijken, grondig moeten worden herzien. Zij zijn ver bij de eischen van dezen tijd ten achter. De algemeene ontwikkeling en de theologischethische vorming van de Spaansche wereldgeestelijken is heel gering. In de afzondering van dorpen en kleine steden verplebeïseeren de wereldgeestelijken, die zelf grootendeels uit de lagere volksklassen voortkomen en in het seminarium een ontoereikende verstandelijke en geestelijke uitrusting hebben gekregen.
Een euvel, waaronder de Spaansche Kerk als geestelijk instrument eeuwen lang heeft geleden, is de overmaat van geestelijke orden en kloosters. Het groote aantal orden en kloosters stond niet in de juiste verhouding tot de waarachtige, geestelijke roepingen en dit drukte het geestelijke peil neer. Bovendien wedijverden de orden met elkaar, op soms verre van stichtelijke wijze, in het verwerven en vermeerderen van leden en inkomsten. Zij zochten door de bijzondere praal van hun kerken en een tegemoetkoming aan den smaak en de voorkeur van de burgerij de welgestelden tot zich te trekken. Er was in Spanje een treffende, dikwijls schrijnende tegenstelling tusschen de proletarische lagere wereldgeestelijken en hun verwaarloosde kerken, waarvan het onderhoud voor rekening van den Staat kwam, en de burgerlijk-verzorgde reguliere geestelijkheid met haar pompeuze ordekerken.
Dit probleem zal de Kerk zelf hebben op te lossen door haar eigen geestelijken wederopbouw en een hernieuwd besef van de nooden en eischen van onzen tijd en haar eigen taak en verplichtingen te dien opzichte.
Er is thans door de schokken van de groote gebeurtenissen in het Spaansche volk voldoende stuwkracht gewekt om de geestelijkheid op haar eigen geestelijkzedelijk terrein terug te dringen, indien er een tegenstelling blijft bestaan, of opnieuw ontstaat, tusschen het
| |
| |
godsdienstig-zedelijk besef van het volk en een clericaal imperialisme. Het is echter de vraag of het Spaansche volk insgelijks over voldoende kracht en inzicht zal beschikken om te voorkomen dat het leger zich als de uitvoerder van den politieken wil zal blijven gevoelen en zich als zoodanig zal gaan gedragen. Ook in dezen drukt de traditie zwaar op Spanje. Van het begin van de vorige eeuw heeft het Spaansche officierencorps zich beschouwd als de aangewezen beschikker over de Spaansche natie. Deze neiging en pretentie wortelen diep in het Spaansche karakter. De Spaansche mensch koestert het fiere zelfbewustzijn van een autonome persoonlijkheid te zijn. Hij voelt zich het middelpunt der dingen. ‘De gedachte van een mensch is een wereld waard’ schrijft San Juan de la Cruz. De Spanjaard voelt zich niemands ondergeschikte. Er is in hem een levendig besef van de algemeene gelijkheid en zijn eigen, bijzonder karakter. Hij voegt zich, zooals in een klassiek drama staat, slechts naar de wetten als deze rechtvaardig zijn.
Dit egocentrisme en deze drang tot autonomie kunnen worden uitgebreid tot een groep met een natuurlijken leider. Deze leider is niet de belichaming van een beginsel of de vertegenwoordiging van een programma, maar hij bindt de groep door de suggestie welke van zijn persoon uitgaat en waardoor men de eigen belangen bij hem veilig acht. De groep vereenzelvigt zich met den leider, zoolang deze de illusie niet verbreekt.
De passioneele levenshouding van de Spanjaarden brengt hen er toe de problemen en verwikkelingen met de kracht der daad op te lossen. Zij zijn afkeerig van de geduldige, gelijkmatige, redelijk geleide poging tot oplossing. In politiek opzicht gelooven de Spanjaarden in den Messias, den sterken, begaafden man, die als door de kracht van een tooverwoord uitredding uit de politieke en maatschappelijke moeilijkheden zal geven. Men stelt zich die uitredding als een plotselinge verwerkelijking
| |
| |
voor, naar de karakteristieke Spaansche legende van de engelen die het land bewerken.
Geen enkel Spaansch politicus heeft den tijd en de noodige hulp gekregen om zijn werk te voltooien. De Spaansche geschiedenis is een indrukwekkende reeks van inleidende acties en bewonderenswaardige ontwerpen. Er is nooit voldoende tijd of aandacht geweest voor de doorzetting van de actie en de toepassing der wetten. Men heeft terecht kunnen spreken van het dramatisch kijkspel der Spaansche constituties, waarbij de eene de andere zoekt te overtreffen in de volmaaktheid der abstracties, doch waarbij geen rekening wordt gehouden met de eischen van de werkelijkheid.
Het is duidelijk dat in een land als Spanje een man met rhetorisch talent, suggestieve gebaren en simplistische methoden steeds grooten aanhang vindt. Door deze psychologische oorzaken en door den bijzonderen loop van de Spaansche geschiedenis van de vorige eeuw is het Spaansche leger sinds 1820 een beslissende factor in de Spaansche politiek geweest. Dezelfde elementaire opvatting van het leven en de maatschappij, welke ons bij het volk treffen, vinden wij bij de Spaansche officieren terug. Door verschillende juridische en economische voorrechten welke de officierenstand genoot - eigen rechtspraak en begunstiging in de belastingregeling - was bij de officieren een kaste- of klassebewustzijn gekweekt. Hun belangstelling, welke door gemis aan buitenlandsche bedreiging onvoldoende militair-technisch werd opgeëischt, richtte zich vrijwel uitsluitend op de binnenlandsche politiek, waaraan zij actief deelnamen als strijders voor eigen groepsbelangen. Bij het uitroepen van de Republiek, welke mogelijk werd deels door den steun, deels door de afzijdigheid van het leger, bestond het Spaansche officierencorps uit een en twintig duizend man. Het leger was goed honderdduizend man sterk. Dertien duizend officieren legden den eed van trouw af aan de Republiek, nadat
| |
| |
Azaña dengenen die zich niet met de beginselen van de Republiek konden vereenigen de gelegenheid had geopend om met vol salaris den dienst te verlaten. Bij het uitbreken van den opstand verklaarden zich, de gepensionneerde officieren meegerekend, negentien duizend officieren tegen de republikeinsche regeering. De groepsbelangen werden boven de landsbelangen gesteld, of liever de landsbelangen werden in het licht van de egocentrische opvattingen beschouwd. Met een gewelddaad probeerde men de oorspronkelijk bevoorrechte positie weer te veroveren en een richtinggevende factor in de politiek te blijven.
Het is een eisch voor de rust van het land en voor de naleving van de wetten dat Spanje een sociaal-politieke structuur krijgt, waardoor het leger als politieke factor wordt uitgeschakeld. Het leger zal zijn eigen plaats moeten innemen, zich voor zijn technisch-professioneele taak moeten bekwamen en zich onthouden van inmenging in de politiek.
Het gevaar is echter groot dat aanvankelijk het leger den aard van het bestuur van het land en de politieke richtlijnen zal bepalen. Hoe het einde van den (burger)oorlog ook moge zijn, het leger zal in het middelpunt van de aandacht staan en de drijfkracht van de eerste politieke daden zijn. Bij de opstandelingen is dit de oorspronkelijke opzet, aan den regeeringskant is dit het gevolg van de omstandigheden. Door den aard van de gebeurtenissen is tenslotte zelfs aan den regeeringskant het leger het beslissende element in de politiek geworden. De verandering der personen, de wijziging van de omstandigheden heeft den geest niet veranderd, want die geest is typisch Spaansch. De opstand van Miaja en Casado tegen de regeering Negrín is psychologisch gelijk aan den opstand van Franco en Mola tegen de Volksfrontregeering. Het leger is zich opnieuw bewust geworden de voornaamste factor des lands te zijn. Het voelt zich uitvoerder
| |
[pagina t.o. 264]
[p. t.o. 264] | |
INTERIEUR IN GROTWONING IN DE PROVINCIE ALBACETE.
| |
| |
van den nationalen wil. Het Spaansche volk, dat om zich tegen een opstandig leger te kunnen verzetten zelf een leger heeft moeten organiseeren, heeft kunnen vaststellen dat dit leger tenslotte een zelfstandig, regelend element is geworden. De personalistische, egocentrische geest is in nieuwe vormen gaan herleven. Evenals in het begin van de vorige eeuw het leger zijn autonome positie heeft verworven door den strijd, samen met het volk, tegen den buitenlandschen indringer, zoo had zich ook het jonge republikeinsche leger een zelfstandige, politieke machtspositie verworven. Aan Franco's kant was het leger van meet af aan oppermachtig.
Het gevaar is niet denkbeeldig dat de geschiedenis zich in dit opzicht bestendigt. In het begin van de vorige eeuw was het officierencorps gematigd liberaal. Men heeft zelfs voor een groot deel de beide burgeroorlogen en eenige militaire revoluties uit de vorige eeuw willen herleiden tot een strijd van het leger, als voorstander van gematigd liberale opvattingen, en de Kerk, als bolwerk van het reactionnaire absolutisme. In het laatste derde deel van de vorige eeuw heeft de reactionnaire geest zich geheel van de legerleiding meester gemaakt en zijn leger en Kerk uit gemeenschappelijke belangen gaan samenwerken.
Het Spaansche volk zal moeten toezien dat het niet de voorwaarden schept waardoor het instrument, dat uit zijn handen is gekomen, zich als een wapen tegen het algemeene landsbelang blijft keeren. Dit is de beangstigende beteekenis van een overwinning van Franco, de regeering van Spanje als ‘bezet gebied’ door een leger met particularistische oogmerken.
Het derde, groote probleem dat om oplossing vraagt, wil Spanje tot een periode van innerlijke rust komen, is de agrarische kwestie. Een derde van de Spaansche bevolking leeft van den landbouw. Bij het uitroepen van de Republiek bevonden zich twee vijfden van den bebouwbaren grond in handen van twaalf duizend families. Meer
| |
| |
dan een derde van de oppervlakte van Extremadoera en La Mancha en bijna de helft van Andaloezië werd beslagen door particuliere gebieden van meer dan tweehonderd vijftig hectaren. Veertig procent van de landbouwende bevolking bezat geen grond. De pachtvoorwaarden waren ongunstig. De termijnen waren te kort om den pachter op te wekken kostbare verbeteringen in de exploitatie aan te brengen. Een groot deel van de landbevolking verkeerde in de uiterste armoede.
De Republiek heeft wetten ontworpen om te verplichten tot ontginning van braak liggend land. Zij heeft tot onteigeningen willen overgaan met vergoeding, berekend naar de bij de belasting aangegeven waarde en uit te betalen deels in contanten, deels in jaarlijksche rente. Deze maatregel was een der oorzaken van de poging tot militairen opstand in 1932 en de aanstichters daarvan werden gestraft met verbeurdverklaring hunner goederen. De andere heilzame landbouwwetten en gedeeltelijke toepassingen daarvan werden door de regeering Lerroux-Gil Robles herroepen of buiten werking gesteld. In de partij van Gil Robles, welke heette te streven naar de uitbreiding van het aantal bezitters, overheerschten de grootgrondbezitters, die tegen de verdeeling van den grond waren gekant. De rechtsche partijen - men bedenke dat de Kerk ook tot de grootgrondbezitters moet worden gerekend - waren als gevolg van hun agrarische politiek ook afkeerig van de autonomie van Catalonië en de Baskische gewesten, omdat zij deze hoofdzakelijk industrieele gebieden onder de zeggenschap van de agrarische provincies wilden houden, ter kunstmatige opdrijving van de prijzen der producten.
De oplossing van de agrarische kwestie en van de politieksociale problemen, welke er uit voortkomen, dient uit te gaan van het beginsel dat de grond een maatschappelijk werktuig is. Zij, die den grond bezitten, kunnen dientengevolge over de bewoners van dien grond beschikken en
| |
| |
bepalen derhalve de politiek des lands. De politieke, maatschappelijke en geestelijke vrijheid van de Spanjaarden vereischt een verdeeling van den grond, zoodat er een welvarende, kleine boerenstand kan ontstaan. De noodzakelijke besproeiingswerken zullen van staatswege moeten worden aangelegd. De onkosten kunnen voor een belangrijk deel in den loop des tijds uit de als belastingopcenten berekende bijdragen van de boeren worden vergoed. Spanje's toekomst zal voor een groot deel worden bepaald door de haast welke zal worden gemaakt met den aanleg van hydraulische werken, de verbeterde organisatie van den meteorologischen dienst, de uitbreiding van de landbouwkundige voorlichting en proefstations, de credietregelingen, vooral voor aankoop van machines, en de bevordering van alle met den landbouw aanverwante wetenschappen.
Het vierde, groote probleem, waarvoor Spanje zich gesteld ziet bij zijn innerlijke reorganisatie, is de volksopvoeding. De Kerk heeft in feite sinds eeuwen de opvoeding en het onderricht van het volk in handen gehad en zij is ernstig te kort geschoten in haar taak. De geestelijke en zedelijke opvoeding van het Spaansche volk is verwaarloosd. Dezelfden die zulke harde woorden over de wilde uitbarstingen van haat van het lagere volk hebben gesproken en de gewelddadigste middelen hebben goedgekeurd en gebruikt om het volk weer onder hun gezag te brengen, zijn verantwoordelijk voor den geestelijken, zedelijken en verstandelijken staat van het volk, welke zulke uitbarstingen mogelijk maakte. Het Spaansche volk is eeuwen lang verstoken gebleven van geestelijk en verstandelijk onderricht. Eenige jaren voor de komst van de Republiek was in het Zuid-Oosten van Spanje tachtig procent analphabeet, in het Centrum en Zuiden vijftig tot zestig procent, in het Noorden en Noord-Oosten dertig tot vijftig procent. De Baskische gewesten telden de minste analphabeten. De Baskische geestelijkheid heeft
| |
| |
zich steeds onderscheiden door een besef van haar geestelijke en maatschappelijke taak.
De Republiek stichtte in twee jaren tijds tien duizend lagere scholen, zij verdubbelde het aantal middelbare scholen, zij verbeterde het hooger onderwijs, zij stichtte de Zomer-universiteit van Santander, de Arabische instituten te Madrid en Granada, zij maakte vele bibliotheken en archieven ruimer toegankelijk voor wetenschappelijke onderzoekingen, zij stichtte nieuwe musea, waaronder vooral te vermelden valt het prachtige museum voor beeldhouwkunst en religieuze houtplastiek te Valladolid, en zij bevorderde de exacte wetenschappen door het laten bouwen van moderne laboratoria.
Het is een bedenkelijke en karakteristieke uiting van de houding der rechtsche partijen, dat zij van 1933-1936, gedurende hun regeeringsperiode, deze uitbreiding van het onderwijs zijn tegengegaan en tal van maatregelen in dezen hebben herroepen. Het moet erkend worden dat het middelbaar onderwijs van de geestelijke orden verhoudingsgewijs goed was, maar opmerkelijk en kenschetschend is de zeer geringe plaats welke daarin werd gegeven aan het onderricht in de religie zelf. Velen van de leidende figuren van de Spaansche intellectueelen zijn uit de katholieke middelbare en hoogere scholen voortgekomen en slechts enkelen zijn belijdend katholiek gebleven, of zijn tot belangstelling in den christelijken godsdienst opgewekt. Indrukwekkend is wat de katholieke schrijver J.M. de Semprún y Gurrea in 1933 in ‘Cruz y Raya’ en in 1936 in ‘Esprit’ dienaangaande vermeldt. De ontkerstening van de intellectueelen komt, evenals de ontkerstening van het volk, in belangrijke mate ten laste van de nalatige geestelijkheid.
Tijdens den burgeroorlog is de Spaansche regeering voortgegaan met de bevordering van het onderwijs en de volksopvoeding, welke een van de doeleinden van de Republiek is geweest. Honderden lagere scholen zijn ge- | |
| |
opend en ook volwassenen die niet konden lezen of schrijven zijn in staat gesteld elementair onderricht te ontvangen. Bijzondere leergangen zijn georganiseerd om jongen arbeiders de gelegenheid te geven zich voor te bereiden voor het toelatingsexamen tot de universiteit. Het middelbaar onderwijs is uitgebreid en de universitaire studie is, door beurzen en vrijstellingen van collegegelden, voor breeder kringen mogelijk gemaakt. De opleiding van de onderwijzers en leeraren is verbeterd, de bezoldiging is verhoogd, de onderwijsmethoden zijn vernieuwd. De door den nood der tijden ontstane kinderkolonies zijn tevens kweekplaatsen en oefenplaatsen van nieuwe paedagogische stelsels voor volwaardige en onvolwaardige kinderen geworden. De ‘Junta para Ampliación de Estudios’, met haar onderafdeelingen in de historische, taalkundige, letterkundige en exacte wetenschappen, is blijven doorwerken en heeft haar vaktijdschriften, nieuwe periodieken en boekwerken laten verschijnen. Bijzondere zorg is gewijd aan de kunstwerken, en ten gevolge van dien is een nieuwe wetenschappelijke techniek ontstaan in zake de bescherming van kunstschatten tegen het oorlogsgeweld, inzonderheid tegen de bombardementen. Ten behoeve van hospitalen, soldatenverblijven, volkshuizen zijn bibliotheken gevormd en de ‘Misiones pedagógicas’ uit de eerste jaren van de Republiek zijn in anderen vorm uitgerust voor de soldaten aan het front. Van blijvende cultuurwaarde daarvan zal het marionettentheater met muzikale begeleiding blijken te zijn.
Indien men de cultureele verrichtingen aan de zijde van de Spaansche regeering, zooals die zijn vastgelegd in tijdschriften, boekwerken, onderwijscreaties, musea, bibliotheken, archieven en dergelijke, vergelijkt met wat aan den kant van de opstandelingen in dezen is verricht, dan valt de vergelijking nadeelig uit voor de laatsten. De principieele tegenstelling in dezen is niet te loochenen. De tegenstelling is opvoeding van de groote menigte tot
| |
| |
geestelijke en zedelijke zelfstandigheid eenerzijds en het onmondig en onkundig houden van de massa anderzijds. Het lijstje der nieuw verschenen boeken en tijdschriften aan de zijde der opstandelingen maakt een pooveren indruk als men het vergelijkt met de lange reeks van wetenschappelijke en letterkundige publicaties aan den regeeringskant.
De oplossing van het probleem der volksopvoeding moet worden gezocht in de richting welke de ‘Junta para Ampliación de Estudios’ voornamelijk heeft aangewezen. Een samenvatting van de leidende gedachten daarvan is gegeven in het tijdschrift ‘Tierra Firme’ (tweede jaargang, no. 3 en 4), in het overzicht van den cultureelen arbeid uit het eerste oorlogsjaar. De verhooging van het verstandelijk peil van de massa kan in belangrijke mate bijdragen tot haar geestelijke en zedelijke verheffing. Het is onjuist te meenen dat uitbreiding van ontwikkeling schadelijk is voor de godsdienstige vorming. De geschiedenis van Spanje heeft bewezen dat analphabetisme de ontkerstening niet belet. Het is de plicht en de bestemming van den mensch zijn gaven op natuurlijke wijze te ontplooien. Aan de zedelijke en religieuze gaven van den mensch kunnen, door de opvoeding tot zelfstandig, critisch denken, nieuwe richtlijnen en een diepere inhoud worden gegeven. De afkeer, dien de Spaansche katholieke autoriteiten hebben getoond van verbeterd en uitgebreid, critisch volksonderwijs, is een bedenkelijk teeken van principieele zwakheid. Het Christendom is, als bovennatuurlijke levensbeschouwing, bestand tegen alle verstandelijke critiek en kan met de beoefening van iedere wetenschap worden vereenigd.
Afgezien van de moreele en religieuze kanten welke het probleem der volksopvoeding heeft, is er het aspect van de economische en politieke noodzakelijkheid van de uitbreiding en verbetering van het lager, middelbaar en hooger onderwijs.
| |
| |
Economisch is de verbetering en uitbreiding van het onderwijs noodzakelijk, omdat de moderne handel en industrie goed onderlegde arbeidskrachten vereischen. Indien Spanje geen geschoold personeel kan leveren en niet tot een zelfstandige beoefening van de exacte wetenschappen kan komen, dan zal het economisch afhankelijk blijven van het buitenland.
Het beginsel der volkssouvereiniteit eischt een verstandelijk en zedelijk hoogstaand volk. In politiek opzicht is dus ook een goede volksopvoeding en een goed georganiseerd onderwijs noodzakelijk, indien men dit beginsel aanvaardt. Met verstandelijke ontwikkeling alleen kan men niet volstaan. Het Duitsche volk heeft de laatste jaren een voorbeeld van gemis aan critischen zin en geringe zedelijke zelfstandigheid gegeven, gepaard met betrekkelijk hooge verstandelijke ontwikkeling. Het fascistische staatstotalitarisme, met de onderdrukking van het persoonlijk zedelijk bewustzijn en de critische zelfstandigheid, heeft slechts kans van bestaan bij een volk dat nog in geringe mate persoonlijk is gedifferentieerd. Het veronderstelt een kuddegeest, waarin het individueel geweten opgelost is in het collectief bewustzijn. De Spaansche militair-clericale overheersching beoogt dit slaafsche collectief bewustzijn weer aan te kweeken, en de liberale renaissance der laatste decenniën te niet te doen.
De volksopvoeding en het volksonderricht zullen in Spanje slechts dan de vereischte resultaten bereiken als zij samen gaan met een verbetering van de volksgezondheid. De hygiënische toestanden, vooral de watervoorziening, zijn heel onvoldoende en bovendien is het Spaansche volk al sinds eeuwen ondervoed. De ellende, geleden in de oorlogsjaren, heeft het weerstandsvermogen in ernstige mate geschaad en zal een langen nasleep van ziekten en sloopende kwalen veroorzaken. Een uiterst delicate taak rust bovendien op de opvoeders van het
| |
| |
Spanje van morgen, de oplossing van het sexueel probleem, de bestrijding van ergerlijke misstanden en van de noodlottige geslachtsziekten, die een geesel van het Spaansche volk zijn geweest.
Het vijfde, groote probleem, waarvoor het Spanje van de naaste toekomst zich geplaatst zal zien, is het vraagstuk van de nationale eenheid en het uiteenloopend karakter, de tegenstrijdige belangen en de onderlinge oneenigheid van de verschillende gewesten. Het nationaal besef, dat in Spanje nooit heel sterk is geweest, is in dezen oorlog nog meer verflauwd en het gewestelijke en locale patriottisme is toegenomen. De innerlijke tegenstellingen zijn scherper geworden. De opstandelingen hebben deze aangewakkerd en er het ontketenen en het voortzetten van den strijd door mogelijk gemaakt. Een belangrijk deel van den oorspronkelijken, Spaanschen strijd is psychologisch te herleiden tot het particularisme van de bevolking, in wier bewustzijn de voorstelling van het onverdeelde Spaansche vaderland nog geen vaste vormen heeft gekregen. De bijzonder persoonlijke of gewestelijke belangen wegen zwaarder dan de algemeene en nationale. De eerste zijn concreet en aanschouwelijk, dus reëel en volstrekt, de laatste zijn abstract en vaag, dus onwerkelijk of betrekkelijk.
De gevolgen van dezen jarenlangen oorlog zijn, wat het nationaal Spaansch bewustzijn betreft, niet te overzien. De geschiedenis zal te onderzoeken hebben welke de verschillende reacties zijn geweest bij de leiders en de bevolking aan den kant van de opstandelingen, naarmate een zoogenaamd ‘nationalistische’ beweging meer en meer dienstbaar werd gemaakt aan buitenlandsche belangen en steeds meer onheil en ellende bracht over het Spaansche vaderland. Deze buitenlandsche bedreiging, met behulp van binnenlandsch particularisme, heeft aan den regeeringskant de organisatie van het gemeenschappelijk verzet mogelijk gemaakt, maar daarbij is het besef
| |
| |
van het Spaansche vaderland geen volksbezit geworden. De definitieve verdedigingsorganisatie is pas tot stand gekomen toen Catalonië zich bedreigd gevoelde en ter wille van zijn eigen bestaan zich vastbesloten in den strijd heeft begeven. Barcelona kon na het voorjaar van 1938 het vitale centrum van den weerstand worden, omdat het de kern van het Catalaansche patriottisme is. Deze weerstand verslapte toen de centrale regeering de Catalaansche autonomie ophief.
Het Spanje van de toekomst zal zijn nationale eenheid slechts dan in het volksbewustzijn kunnen bevestigen, als het, met eerbied voor de gewestelijke belangen en cultuuren karaktereigenschappen, een gemeenschappelijk saamhoorigheidsbesef zal kunnen kweeken. Het nationale probleem beperkt zich hoofdzakelijk tot de aanspraken van Catalonië en de Baskische gewesten op een autonoom bestuur, waarin de kwestie der economische ontwikkeling minstens even belangrijk is als de kwestie van de eigen taal en het behoud van de eigen cultuur.
Catalonië was een welvarend handels- en industriegebied, zonder grondstoffen. De belangen van Catalonië zijn tegenstrijdig met die van Castilië, een agrarisch gebied met niet geëxploiteerde grondstoffen. Deze tegenstellingen zijn voortdurend tot uiting gekomen in de handelspolitiek (in de kwesties van vrijen handel of beschermende rechten), in de kwestie van de verkeerswegen, in de kwestie van het onderwijs. Catalonië heeft in den loop van de negentiende eeuw de West-Europeesche ontwikkeling tot kapitalistische industrialisatie meegemaakt en is in zijn ontwikkelingsgang belemmerd en geremd door het prae-kapitalistische, agrarisch-feodalistische Castilië. Catalonië heeft bovendien een oude commercieele en industrieele geschiedenis, met een sterke, gewestelijke overlevering van een liberaal-democratisch bestuur, overeenkomstig het karakter der bevolking.
Een eeuw lang heeft het Catalaansche probleem Spanje
| |
| |
in onrust gehouden. De grondwet van de Republiek heeft de richtlijnen gegeven voor de oplossing er van, door toekenning van gewestelijk zelfbestuur. De tegenstelling der belangen kan worden opgeheven door een doeltreffende regeling van de uitwisseling der producten en door de betrekking van Catalonië in de exploitatie van de Castiliaansche grondstoffen. Verbeterde verkeerswegen zullen de industrieele producten van Catalonië vlugger en tegen lagere prijzen over geheel Spanje afzet doen vinden, en daardoor Catalonië, dat minder markten in het buitenland vindt, economisch nauwer verbinden met het groote vaderland. De moderniseering van den landbouw, met behulp van de Catalaansche industrie, zal een welvarende boerenbevolking in Castilië en Andaloezië ten gevolge kunnen hebben, die door vergroote koopkracht den kringloop der belangen zal bevorderen. De cultureele kwestie, het gebruik van de eigen Catalaansche taal en het voortbouwen op een oude litteraire en artistieke cultuur, met een daaraan verbonden gewestelijk nationaal bewustzijn, is in de laatste decenniën te veel geplaatst vóór het eigenlijk economische probleem, om dit aan de aandacht te onttrekken. De groote Catalaansche industrieelen hebben een kunstmatig separatisme gekweekt, om dit als dwangmiddel tegen de centrale regeering van Madrid te gebruiken, telkens wanneer zij de reactionnaire regeering tot het invoeren van nieuwe, den handel en industrie begunstigende, wettelijke maatregelen wilden noodzaken. Hierbij moet in het oog worden gehouden dat het rijke Catalonië een vierde van de algeheele Spaansche belastingen opbracht en de centrale regeering nauwelijks een tiende van de nationale uitgaven voor Catalonië bestemde. Het gevolg hiervan was dat vele bijzondere onkosten voor noodzakelijke werken in Catalonië, waarin de regeering niet of onvoldoende voorzag - verkeerswegen, havenwerken, onderwijs, volksgezondheid -
nog afzonderlijk op het vooruitstrevende Catalonië kwamen
| |
[pagina t.o. 274]
[p. t.o. 274] | |
WAARHEEN?
| |
| |
te drukken. Catalonië heeft daardoor wel eens het gevoel gehad, dat zijn eigen economische en cultureele ontwikkeling door het doode gewicht van het feodaalbureaucratische Castilië ernstig werd belemmerd. Toch heeft dit niet een werkelijk Catalaansch separatisme doen ontstaan, in dien zin dat gestreefd is naar de stichting van een zelfstandigen staat, los van Castilië, of van een aansluiting bij Frankrijk. Catalonië is een geographisch en psychologisch onlosmakelijk deel van het Spaansche schiereiland, met heel bijzondere, persoonlijke eigenschappen en belangen, die echter heel goed met die van het groote Spaansche vaderland zijn te vereenigen. Voor Catalonië zou de meest ideale oplossing zijn een samenvoeging onder autonoom bestuur van de gewesten, waar de Catalaansche taal of aanverwante dialecten worden gesproken, dus Catalonië, Valencia en de Balearen, en de opneming van deze autonome groep in een Iberischen Statenbond. De Groot-Catalanisten koesteren dan nog den wensch het Catalaansche gebied onder Fransch bewind bij het hunne te voegen, maar zij beseffen de onmogelijkheid van de vervulling van hun ideaal.
Het Baskische probleem heeft door den jongsten oorlog tragische verwikkelingen gekregen. De Baskische beweging is hoofdzakelijk een cultureele beweging geweest, gericht op het behoud van de taal, de typische volksgebruiken en de gewestelijke cultuur. Daarmede liep samen het streven tot herkrijging van de oude Baskische privileges, die in 1839 waren afgeschaft. De burgeroorlogen van de vorige eeuw zijn, wat de deelneming van de Basken betreft, te herleiden tot hun aanspraken op herstel der eeuwenoude gewestelijke voorrechten. Deze Baskische beweging met cultureele en jurisdictioneel-administratieve doeleinden is in het laatst van de vorige eeuw, evenals de Catalaansche beweging, als stootkracht gebruikt door het groot-industrialisme uit Biskaje, dat in zijn ontplooiing werd belemmerd door de Madrileensche
| |
| |
eenzijdig feodaal-agrarische en gecentraliseerde politiek.
Na het uitroepen van de Republiek in 1931 begon in de Baskische gewesten de strijd om de verkrijging van het autonomisch bewind van Euzkadi. De Baskische nationale beweging verkreeg dit statuut als gevolg van een volksstemming, gehouden in November 1933. Deze nationale beweging, goeddeels geleid door de Jezuïeten, werd niet gesteund door de monarchisten en evenmin door de linksche partijen. Deze zelfde nationale beweging verkreeg bij de verkiezingen van 1936 de meeste Baskische zetels, in oppositie tegen het Volksfront doch eveneens in oppositie tegen de verbonden reactionnair-rechtsche partijen. Inmiddels had de nationale beweging het bewustzijn van zijn eigen karakter en doeleinden verkregen en wilde niet meer uitsluitend dienen tot het doel waartoe de Jezuïeten haar aanvankelijk hadden willen gebruiken, namelijk als stootkracht tegen den neutralen Spaanschen volksstaat. In 1933 en in Maart 1936 was de Baskische eisch tot autonomie in de Cortes bestreden door den monarchist Calvo Sotelo en de partijgenooten van Gil Robles en gesteund door de Spaansche linksche partijen.
Bij het uitbreken van den opstand bleven de Baskische autonomisten de Spaansche regeering trouw. Het was bekend dat de opstandelingen gekant waren tegen het Baskische en Catalaansche zelfbestuur en een autoritair-gecentraliseerd bewind wilden vestigen. Bovendien waren de Baskische, katholieke autonomisten in sociaal opzicht vooruitstrevend en konden zij zich met een belangrijk deel van de maatschappelijke hervormingen, welke de Volksfrontregeering in haar programma had, vereenigen.
De wereld is vervolgens getuige geweest van het gewelddadige neerslaan van een katholieke gewestelijk-nationale beweging en regeering door opstandelingen, die beweerden een ‘heiligen’ oorlog voor de katholieke religie te voeren. De documenten desbetreffend, door
| |
| |
doctor de Azpilikoeta in het licht gegeven, bewijzen onweersprekelijk het bedrieglijk karakter van deze leuze en stellen den primaat van Spanje, kardinaal Gomá, in staat van beschuldiging. Het clericale machtsstreven heeft een gewestelijke katholieke samenleving en regeering opgeofferd om een opstand te steunen, welke opnieuw de politieke macht van de Kerk over geheel Spanje zou bevestigen. Dit is de tragische verwikkeling van het Baskische probleem, dat in de Baskische aangelegenheid is komen vast te staan dat het Spaansche episcopaat, in samenwerking met het Vatikaan, het religieus karakter van de Kerk heeft achtergesteld bij haar politiek streven.
De puinhoopen van Durango en Guernica en de graven van honderden terechtgestelde Baskische katholieken, waaronder een aantal priesters, verleenen aan het Baskische probleem een aangrijpenden achtergrond, welke de naaste toekomst zal blijven beheerschen. De houding van het Spaansche episcopaat in zake Euzkadi heeft een religieuze crisis verwekt, welke vèrstrekkende gevolgen kan hebben. Een volk, waarin de christelijke godsdienst even diep was geworteld als de liefde voor eigen, mysterieus oude taal en cultuur, is door het optreden van het episcopaat diep geschokt in zijn vertrouwen in de kerkelijke overheid. De vertwijfeling hierdoor ontstaan is bij velen tot felle verontwaardiging of grimmigen haat geworden in de maanden gevolgd op den val van de laatste Baskische stad, toen Biskaje onder economische souvereiniteit van Duitschland is gekomen, waardoor een der beslissendste drijfkrachten van den opstand, welken de Kerk onberaden heeft gediend, voor allen zichtbaar is geworden.
Joaquín Costa, een van Spanje's grootste mannen, wiens geniale visie op de Spaansche problemen en de oplossing er van onvoldoende is gewaardeerd, heeft gezegd dat Spanje het land van de groote initiatieven en van de
| |
| |
groote ontdekkingen is geweest en desondanks bij de andere volken ten achter is gebleven. De groote ontdekkingen en de groote politieke, maatschappelijke, religieuze en cultureele idealen van de menschheid zijn in Spanje het eerst geestelijk bezit geweest, maar dit bezit is verwaarloosd. Spanje, het land dat in de middeleeuwen het beginsel der verdraagzaamheid wettelijk vastlegde en in de zestiende eeuw de rechtsphilosophische uitwerking van de volkssouvereiniteit en het volkenrecht schonk, is tevens het spreekwoordelijk geworden land van de Inquisitie, de slavernij en het absolutisme. Spanje heeft in de middeleeuwen een kundig systeem van besproeiingswerken gemaakt en sinds eeuwen zijn uitgestrekte vruchtbare gronden dorre woestenijen geworden. Spanje heeft groote zeevaarders en kolonisatoren voortgebracht, het is een grootmeester geweest in de nautische wetenschappen en in de scheepsbouwkunde, het is de schepper van het handelsrecht en toch is een groot deel van zijn koloniaal bezit verloren gegaan en zijn handel is goeddeels door anderen overgenomen. In de zeventiende eeuw vond een Spaansch werktuigkundige een landbouwmachine uit en er zijn reeksen studies over het agrarisch probleem geschreven, desondanks ziet men in Spanje nog op vele plaatsen het land bebouwen als twee duizend jaar geleden en het agrarisch probleem bleef onopgelost. In de scheikunde, in de natuurkunde, in de physiologie zijn in de zestiende eeuw vruchtbare initiatieven uitgegaan van Spaansche genieën, toen deze wetenschappen nog weifelend hun eerste schreden verrichtten, en sindsdien is Spanje een onbelangrijke factor in de ontwikkeling er van gebleven. Spanje is het eerste land van Europa dat scholen en instituten oprichtte voor de studie van de Oostersche talen en beschavingsgeschiedenis, en in Spanje hebben fanatici duizenden Arabische handschriften verbrand. Spanje heeft baanbrekend werk verricht op paedagogisch gebied, de eerste handleiding voor het onderricht voor
| |
| |
doofstommen is van Spaansche hand, doch Spanje telt heden ten dage de meeste analphabeten van West-Europa. De critiek der zuivere rede heeft in Spanje haar eerste Europeesche beoefenaars gevonden en geen land is later zoo gesloten geweest voor alle zelfstandige, critische waardebepaling der levensverschijnselen, zoodat Unamuno heeft kunnen spreken van het Spaansche gemis aan vermogen om onafhankelijk, redelijk te denken. Hetzelfde volk dat uit zijn democratische levenshouding en het beginsel der menschelijke gelijkwaardigheid de staatsphilosophie van de volkssouvereiniteit schiep en de eerste uitwerking gaf aan de rechtsphilosophie, is eenige eeuwen lang gebukt gegaan onder een absolutistisch bewind en heeft vergeefs kunnen roepen om sociale gerechtigheid.
Heftige schokken hebben het Spaansche volk in beweging gebracht. De wederopleving, welke sinds het begin van deze eeuw op alle terreinen van het leven te bespeuren was, is door den oorlog geremd maar niet gedood. Het volk weet waarheen het wil gaan. Achter de politieke en sociale crisissen, welke Spanje heeft doorgemaakt, voltrekt zich een ontwakingsproces van het Spaansche volk. Het is Spanje's tragiek geweest dat er geen politieke, sociale en geestelijke leiding is gegeven in de richting waarin het volk zich innerlijk gedrongen voelt te moeten gaan. Ortega y Gasset heeft gesproken van de halsstarrigheid van het Spaansche volk en zijn warsheid van gezag. Dit moge op zichzelf juist zijn, maar een beslissende oorzaak van den weerzin van het Spaansche volk om gezag en meerderheid te erkennen is, dat er sinds lang geen werkelijk hooger gezag en waarachtige meerderheid bij de zoogenaamde leidende minderheden is geweest. Het Spaansche volk heeft een intuïtief zuiver vermogen tot het bepalen van innerlijke waarden. Het toetst de voorgehouden waarden aan zijn eigen geestelijke en stoffelijke behoeften. Door het aanleggen van dezen
| |
| |
waardemeter kan het nooit lang misleid worden, sinds het tot het bewustzijn van zijn eigen doeleinden en beweegredenen is gekomen.
Het diep ingewortelde besef der menschelijke gelijkheid vraagt om gezag dat van hoogere, boven alle menschen verheven waarden wordt afgeleid. In sociaal opzicht zal het Spaansche volk de oplossing der problemen afhankelijk maken van de gelijkheid in rechten der menschen, met de natuurlijke schakeeringen van de persoonlijke gaven en voorliefden. In geestelijk opzicht vraagt het om een transcendenteel gezag. De geheele Spaansche cultuur en het Spaansche leven wordt door de behoefte daaraan doorstraald. Het Spaansche volk is zich bewust geworden van de hoofdpunten waarlangs zijn ontwikkelingsgang tot geestelijk en stoffelijk herstel zal moeten loopen. Het wacht ongeduldig op de leiders die den weg zullen banen.
Arm en gehavend zoekt Spanje de voorziening in zijn geestelijke en tijdelijke behoeften. Doch hoe arm en gehavend het ook moge zijn, het heeft niet het geloof in zichzelf verloren en ook niet het geloof in zijn toekomst, welke niet tot het Schiereiland beperkt blijft, maar zich uitstrekt over geheel Zuid-Amerika en Centraal Amerika, dat het naar zijn geest en evenbeeld heeft gevormd.
Indien de dochterlanden het uitgeputte Moederland beschermen tegen de economische dienstbaarheid aan buitenlandsche mogendheden, waaraan zijn armoede het blootstelt na den oorlog, en door edelmoedige leeningen het herstel mogelijk maken zoodat Spanje zich weet te ontworstelen aan buitenlandschen politieken druk, dan kan Spanje opnieuw verrijzen als een land welks treffendste kenmerk zijn eeuwigheidsbehoefte is.
|
|