Kronieken van Spaansche soldaten uit het begin van den tachtigjarigen oorlog
(1980)–Johan Brouwer– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina t.o. I]
| |
PLAAT I.
Margaretha van Parma. (Antonio Moro - Berlijn). | |
[pagina III]
| |
Voorbericht.In dit boek, Kronieken van Spaansche soldaten, heb ik getracht een beeld te geven van het leven der Spaansche soldaten die in de eerste helft van den tachtigjarigen oorlog in de Nederlanden hebben gestreden. Ik heb daartoe gebruik gemaakt van de werken die zij zelf hebben geschreven. Verscheidenen van die Spaansche officieren en soldaten hebben, na een verblijf van vele jaren in de Nederlanden, hun ervaringen te boek gesteld, met dien eenvoud en die oprechtheid welke alle journalen en kronieken van de Spaansche zeevaarders, veroveraars en krijgslieden uit de zestiende eeuw kenmerkt. De Spanjaarden die, na aan den strijd in de Nederlanden te hebben deelgenomen, hun ervaringen en bevindingen hebben beschreven - sommigen van hen deden dit op hoogen leeftijd als zij op een rustigen post daartoe gelegenheid kregen - deden dit niet om hoog op te geven van hun roemruchte daden, of om aangrijpende tafereelen te schilderen van hun lijden en hun ontberingen, maar om de in het buitenland in omloop gebrachte onjuiste berichten tegen te spreken en te weerleggen. Zij zeggen dit ook duidelijk in hun geschriften. Zoo zegt b.v. Don Carlos Coloma, een man van aanzienlijke afkomst, die hier als eenvoudig officier heeft gestreden, in het voorbericht van zijn Gedenkschriften: ‘Het is recht en billijk dat het nageslacht betrouwbare verslagen kan vinden van dien langen en bloedigen strijd, en dat zij die niet behoeven te vragen aan vreemdelingen. Het is maar al te waar dat de geschiedenissen die de vreemdelingen daarover te boek hebben gesteld, de openlijke bedoeling hebben den Spaanschen krijgsmansroem te niet te doen. Zij verschillen in deze wel eenigszins. De Franschen | |
[pagina IV]
| |
verheerlijken hun eigen overwinningen en overdrijven ze, en verzwijgen de onze. Zoo krijgen zij, ten koste van de waarheid, een grooten naam bij hun nageslacht, zooals hun voorvaders ook hen misleid hebben. De (Zuidelijke) Nederlanders doen ons de felste verwijten en stellen ons aansprakelijk voor de nederlagen en verliezen; zij vermelden slechts onze overwinningen als de Walen daaraan deel hebben gehad.... De Italianen doen het weer anders; zij vertellen onze daden lauw en slap.... maar beschrijven de hunne heel uitvoerig, zoodat wie hun geschriften niet met oordeel leest op een dwaalspoor geraakt....’Ga naar voetnoot1) Deze woorden vindt men met eenige kleine wijzigingen in de werken der andere Spaansche ooggetuigen herhaald. Zelfs zijn er die in den titel van hun werk vermelden dat zij hun gedenkschriften als verweerschriften tegen onjuiste verslagen hebben opgesteld, zooals b.v. Mártir Rizo die zich tegen Conestaggio, dien ook Coloma in zijn voorbericht noemt, richt. Deze Spaansche kroniekschrijvers verhalen wat zij met eigen oogen hebben aanschouwd, en voor de gevallen waaraan zij zelf geen deel hebben genomen, beroepen zij zich op officiëele bescheiden, brieven en mededeelingen van wapenbroeders die daarbij tegenwoordig waren en als betrouwbare getuigen bekend stonden. Deze geschriften maken den indruk van groote waarachtigheid. Ik heb ze met elkaar vergeleken, en al heb ik kunnen constateeren dat de auteurs elkaars werken soms gebruikten, zelfs stukken overnamen, of dat voor zeer belangrijke punten van algemeen belang wel een gemeenschappelijke bron werd gebruikt, zeker is dat in de vermelding van wat zij zelf hebben aanschouwd of gedaan, hun woorden het onmiskenbare karakter van eenvoud en waarheid hebben. Ik heb na eenige inleidende hoofdstukken over het Spaansche leger en de krijgsgebruiken, over den aard en het avontuurlijke leven van de Spaansche soldaten, hunzelf het woord gelaten. Op de beschrijving der Nederlanden en het leven en de gewoonten | |
[pagina V]
| |
der Nederlanders, volgt een beschouwing over de oorzaken en de aanleidingen van den eersten opstand. Daarna heb ik voornamelijk beschrijvingen van aan een ieder bekende voorvallen gekozen om de verscheidenheid der Spaansche en Nederlandsche lezingen te doen uitkomen. Ik heb enkele auteurs gekozen wier naam en werk algemeen bekend geacht mogen worden, anderen zullen slechts in kleineren kring bekend zijn. De verzoeking was groot voornamelijk niet- of vaagbekende kroniekschrijvers te kiezen; een greep daaruit moge later komen, want inderdaad, er is nog een schat van gegevens waaruit men putten kan. Niet alleen in de rijke Spaansche archieven liggen deze gegevens te wachten tot een geduldig en nijver onderzoek ze in het licht zal brengen, maar veel wat reeds uitgegeven is, bleef in ons land vrijwel onbekend. Men zie b.v. wat de Colección de Documentos Inéditos para la Historia de Espana over de Nederlanden uit dien tijd bevatGa naar voetnoot2), en de gegevens die in andere oude en nieuwe publicaties van documenten, kronieken, verslagen en geschiedenissen verspreid liggen, welke in Nederland niet de aandacht hebben gehad die zij verdienen. Ik heb een kleine lijst van boeken opgenomen, maar deze bibliographie bevat alleen enkele werken uit de zestiende en het begin van de zeventiende eeuw. Zij die zich op de hoogte willen stellen van wat de Spanjaarden in onzen tijd over den tachtigjarigen oorlog hebben geschreven en aan het licht hebben gebracht, kunnen in de bibliographieën der gezaghebbende geschiedkundige werken daarvoor alle noodige aanwijzingen vinden. Dit boek is slechts een eenvoudige verzameling van wat ik zou willen noemen ‘moment-opnamen uit het leven der Spaansche soldaten in de Nederlanden’. Ik zou willen dat dit boek in handen van de jongeren kwam, omdat hun vaak zulke zonderlinge mededeelingen over het Spanje en de Spanjaarden uit de zestiende en zeventiende eeuw worden gedaan. Nederland is tegenover Spanje | |
[pagina VI]
| |
ondankbaar geweest. Alleen de naam van een Gaspar de Robles wordt hier nog met eere genoemd, zelfs heeft men een standbeeld voor hem opgericht. Doch hiermede is onze schuld aan Spanje niet afgedaan. Spanje heeft in de zestiende eeuw een grooten, en in menig opzicht heilzamen, invloed op ons land uitgeoefend. Nederland is aan de hand van Spanje groot geworden. Zeer zeker is het een verheugend feit dat Nederland zich van Spanje heeft vrijgemaakt, de belangen van beide landen waren niet meer te vereenigen, en dit hebben de katholieken en de protestanten lang voor Alba's komst reeds ingezien. Het is echter te betreuren dat men daarna door leugen en laster haat heeft gewekt tegen Spanje, en dat de Geschiedenis niet met voldoende onpartijdigheid is beoefend. Nu, eeuwen na den opstand, werken de leugens over Spanje nog na, en weinigen weten dat Spanje in de zestiende eeuw een land van hooge cultuur was, en dat zijn groote mannen doorgaans door nobele overwegingen werden geleid, en geen blinde dwepers of woeste geweldenaars waren. Om deze redenen geef ik deze lezing uit eenige kronieken ter perse als een eerlijke getuigenis van eenvoudige mannen die hier naar hun beste weten handelden. Zij streden voor beginselen die hun heilig waren, Dios, Patria y Rey, God, Vaderland en Koning. Ik hoop dat de jongeren door deze verhalen begrijpen zullen dat alle feiten en gebeurtenissen van verschillende kanten kunnen worden beschouwd. Dit zal aan hun verstand en gemoed ten goede komen. Dit boek is versierd met een aantal platen en afbeeldingen. Verscheidene ervan zijn Spaansche doeken van groote meesters, verder zijn er eenige foto's van brieven, wapenrustingen enz. Ik dank Mejuffrouw Julia Vischer te Madrid voor haar hulp. Zij heeft de zorg voor het fotografeeren op zich genomen, waarvoor ik haar heel dankbaar ben. Verder zijn hier enkele foto's van doeken uit de National Portrait Gallery te Londen en doeken uit het Mauritshuis en het Frans Hals museum opgenomen, en heb ik een aantal oude | |
[pagina VII]
| |
prenten van bekende figuren uit het begin van den tachtigjarigen oorlog aan de illustraties toegevoegd. Deze prenten, men kent ze, ze zijn van H. Goltzius, Jacob Houbraken, H. Breckerveld, J.F.C. Reckleben e.a., zijn een verpoozing voor het oog en ik hoop dat ze het boek aantrekkelijk zullen maken en instructief voor de jongeren. Ik dank de Uitgevers voor de keurige wijze waarop zij dit boek in deze moeilijke tijden hebben uitgegeven.
J. BROUWER.
's-Gravenhage, Najaar 1933. |
|