Leelijke gewoonten en gebreken(ca. 1905)–C. Broers-de Jonge– Auteursrecht onbekend Vorige [pagina 10] [p. 10] Paula IJdeltuit en Jan Snoepgraag. Paula is een ijdeltuit, Pas is zij haar bedjen uit, Of ze trekt haar rokjes aan En gaat voor den spiegel staan. Zie, ze brandt zich, heusch, 't is waar Krullen in het lange haar. Toen ze laatst naar bed wou gaan Zag z' een aardig potje staan; Hé, dacht Paula, 'k moet eens zien, Of 't ook lekker ruikt misschien. Onvoorzichtig als ze was, Stoot ze met het fijne glas Tegen 't neusje, wild en woest, Dat het ding wel breker moest; 't Scherpe, dunne glas, o, wee! Snijdt haar neusje haast in twee. Gauw maar een verband er om, Anders groeit het neusje krom. Paula's broertje, kleine Jan, Snoept zooveel hij snoepen kan. Ziet hij hier of daar iets staan, Gauw er met de vingers aan. Nu probeert de kleine man, Of hij honig krijgen kan. Maar de bijen, ook niet bang, Steken hem in neus en wang. Ja, zijn kleine neus vooral, Lijkt zoowaar een groote bal. Och, wat is 't voor Jan en Paula Toch een gruwelijke schand, Om een week wel rond te loopen Met hun neuzen in 't verband. Vorige