Jellen en Mietje
(1992)–Karel Broeckaert– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina III]
| |
Met dank aan de Chrysostomusbibliotheek van de Broeders van O.-L.-Vr.-Oostakker, waar het exemplaar berust dat hier wordt gereproduceerd. | |
[pagina IV]
| |
Fig. 1.
't is waar, onze eeuw is vol van domme streken:
Nietswaardig volk verspreidt zich wyd'en zyd'
Maar kwed nogtans, met al die ziels gebreken,
Word eens dees tyd den goeden ouden tyd.
| |
[pagina 1]
| |
InleidingDe auteurKarel Broeckaert is geboren te Gent op 22 mei 1767 als zoon van Jacob Jan en Suzanna Petronella Jaspaert. Over zijn jeugdjaren is weinig of niets geweten. Kort na de eerste inval van de Fransen (Jemappes, 6 november 1792) gaf hij in zijn vaderstad een dagblaadje uit, aanvankelijk getiteld Dagelyks Nieuws van Vader Roeland, pendant van Père Duchène - een titel die zo verwijst naar zijn model, het ultrarevolutionaire blad Le Père Duchesne van Hébert te Parijs. Die titel werd na tien nummers gewijzigd in Dagelyks Nieuws van Klokke Roeland, met als motto: ‘Als ik kleppe 't is brand, Als ik Luye 't is Victorie in 't land’. De vijfentwintigjarige redacteur zocht de republikeinse ideeën te populariseren, liefst in sappige trant: ‘dien antousiasme om te vertellen, die my als ingebooren is’, zegt hij in de vierde aflevering. Hij staakte de onderneming aan de vooravond van de Oostenrijkse Restauratie, na 70 nummers (december 1792-maart 1793, waarschijnlijk gedrukt bij Emm. 't Servrancx).
Een nieuw initiatief nam hij na de terugkeer van de Fransen, en wel toen in Parijs het Directoire-regime was geïnstalleerd. Zijn krantje De Sysse-panne ofte den Estaminé der Ouderlingen verscheen in principe tweemaal per week bij drukker J.B. Dullé aan de Kalanderberg. Er zouden van 31 oktober 1795 tot 20 mei 1798 ongeveer duizend bladzijden het licht zien. De naam verwijst naar de uitdrukking ‘iemand zijn saus - in het Gents: sijsse - geven’, d.w.z. iemand de waarheid in het gezicht slingeren. Het blad was aangekondigd als ‘eene beantwoordinge aen de naemlooze Smaed- en Schimpschriften, die dagelyks onder het Volk gestroyt worden’ (Gazette van Gend, 12 nov. 1795). Het echte mikpunt was tijdens de eerste maanden het Gentse blad Den Demokraet | |
[pagina 2]
| |
echte mikpunt was tijdens de eerste maanden het Gentse blad Den Demokraet (gedrukt bij A.B. Stéven). De redacteurs ervan (onder wie Baudouin Périer, de grootvader van de schrijver Odilon Périer) propageerden ideeën die in de lijn lagen van de linkse Nationale Conventie (1792-1794). Broeckaert daarentegen stond veeleer achter de idealen van het Directoire, een regime waarin alleen de bezittende klasse zich kon laten gelden (1795-1799). In de meeste afleveringen is een groepje fictieve figuren aan het converseren over het nieuws van de dag: de verdraagzame republikein Bitterman (in wie A. Jacob de gewezen Vonckisten belichaamd ziet), de radicale jakobijn Deugdelyk Herte (voor A. Jacob een gewezen aanhanger van keizer Jozef II), en hun tegen voeter Gysken, de dialectpratende en als naïef voorgestelde ouderwetse man die door dik en dun de geestelijkheid en het ancien regime trouw blijft, en die hoogst ongaarne zijn zoon Tobias onder jakobijnse invloed ziet komen. De stopzetting (20 mei 1798) houdt waarschijnlijk verband met een verscherpte houding van de overheid tegenover de pers.
De verteltrant en de dialoogstijl hebben iets sprankelends. ‘Frisse bladzijden, die zich onderscheiden door hun pittige humor, het volkse realisme in de uitbeelding en de levende taal met sterk dialectische inslag’ (R.F. Lissens): kwaliteiten waarmee deze journalistiek driekwart eeuw vooruitloopt op 't Jaer 30 van Guido Gezelle. Historisch gezien was Broeckaerts blaadje veeleer een laat specimen van de familie der spectatoriale geschriften, die in Engeland en de Verenigde Provinciën met veel succes waren verschenen naar het voorbeeld van R. Steele en J. Addison (namen die in de Sysse-panne af en toe opduiken)Ga naar voetnoot(1).
*** | |
[pagina 3]
| |
Fig. 2
| |
[pagina 4]
| |
[pagina 5]
| |
Ongeveer anderhalf jaar na de stopzetting begon een nieuwe reeks volgens een gewijzigde formule: Briefwisseling tusschen Vader Gys en verscheyde andere geleerde Persoonen van zynen tyd (1799-1800). Deze reeks was een initiatief tot bestrijding van een recent gestart blad van een andere Gentse schrijver uit die dagen, Jacob Jan Antheunis: De Protocole Jakobs, Soone Johans, Soone Balthazars, die de Vryheyd der Gaulen, ende de goede uytvoering hunner Wetten lief heeft. Antheunis bestookte in dit blad allerlei lokale bewindvoerders uit het aflopende Directoire-tijdperk, vooral Reinier du Bosch, sinds 11 augustus 1799 als vertegen woordiger van het Directoire bij het bestuur van het Scheldedepartement afgezet op beschuldiging van afpersing. In onophoudelijke polemieken met de krantjes van ‘Vader Gys’ noemt Antheunis herhaaldelijk Karel Broeckaert als steller. Men mag aannemen dat hij zich daarin wel niet de hele tijd heeft vergist. Hij spaart Broeckaert allerminst. Hij zinspeelt op een buitensporig drankverbruik en een slechte huwelijksrelatie. Hij neemt hem vooral kwalijk dat hij, door politieke apathie bij het publiek in de hand te werken, de belangen van corrupte bewindslieden dient. Hij steekt daarnaast de draak met zijn dialectisch taalgebruik.
Nog meer periodieke schimpschriften werden in Gent verspreid, tot de prefect van het departement, Faipoult, op 1 messidor VIII (20 juni 1800) de publikatie verbood van alle bladen op één na, de aloude Gazette van Gend. Karel Broeckaert was intussen al in Aalst gehuisvest als griffier van het Vredegerecht. Promovebatur ut amoveretur? Allicht toch wel een blijk van goedkeuring voor zijn inzet tijdens de voorbije jaren. Uit Aalst zond hij naar de Gazette van Gend een bericht waarin hij alle betrokkenheid met de nieuwe reeks van de Sysse-panne ontkende, eraan toevoegend dat hij voor de auteur werd aangezien omdat hij destijds enkele keren had meegewerkt. Maar juist deze toevoeging maakt zijn ontkenning ongeloofwaardig. Overigens wordt in de gespecialiseerde literatuur de eersterangsrol bij de tweede Syssepanne-reeks (1799-1800) veeleer | |
[pagina 6]
| |
toegekend aan stad- en leeftijdsgenoot Jozef Bernard Cannaert (over wie verder meer), o.i. zonder voldoende bewijskracht.
Broeckaert werd in Aalst een actief lid en zelfs toneelmeester van de rederijkerskamer der Catharinisten. Hij nam voor deze kamer deel aan dichtwedstrijden, een fenomeen dat in het decennium 1801-1810 in de departementen van Leie en Schelde (ongeveer de latere provincies West- en Oost-Vlaanderen) een uitzonderlijke bloei mocht beleven. Hij stuurde zijn pennevruchten o.a. naar Wakken in 1806 (Het Zoenoffer van Christus), naar Brugge in 1808 (De Laster), naar Oostende in 1809 (De Wulpsheid). Die gedichten beantwoordden, tot verdriet van hun maker, in veel geringer mate aan de verwachting van de beoordelaren dan wat b.v. stadgenoot J.B.F. Hoffmans inzond (niet te verwarren met J.B. Hofman, de veelbekroonde mededinger uit Kortrijk). Voor Hoffmans waren in de genoemde drie wedstrijden lauweren weggelegd, voor Broeckaert alleen in Brugge, wat hij dan nog uitsluitend te danken had aan een wederkerige belangenrelatie met de nauw bij de zaak betrokken Brugse geestelijke J.B. Dienberghe. Het aldus bekroonde Heldendicht over den Laster, in 1809 gedrukt (Aalst, J.J. du Caju, 8 blz.), is het blijvend bewijs dat zijn literair talent op iets anders dan dichtkunst was afgestemd. Uit wat verder nog aan occasioneel rijmwerk bewaard is gebleven, verdient misschien een aantal nieuwjaarsgedichten vermeld te worden, b.v. Aesopus in Aelst. Derde Nieuwjaer-gezang, voor 't jaer M.D.CCC.XIII (1813), gekopieerd in een schrift met gedichten van Broeckaert en enkele stadgenoten (Aalst, Archief van de Catharinisten, nr 22).
Hij was samen met de genoemde Hoffmans secretaris van de tweetalige dichtwedstrijd op het onderwerp De Belgen, door de Catharinisten uitgeschreven op 15 november 1807. De laureaten waren Pieter Joost de Borchgrave uit Wakken op de Nederlandse taalrol en Philippe Lesbroussart, recentelijk van Gent naar Aalst verhuisd, op de Franse. Die tweetaligheid was | |
[pagina 7]
| |
overigens in geen enkel opzicht het resultaat van bemoeizucht vanwege het Napoleontisch regime, zoals wel vaker beweerd is.
Broeckaert heeft in die Aalsterse jaren als schrijver één uitschieter gekend: zijn Dobbele Schapers Almanak voor 1816, die parels van proza be vat die opnieuw aanknopen bij de kleur- en klankrijke evocaties van Gents volksleven in de Sysse-panne. De auteur was intussen wettelijk gescheiden (Aalst, 9 Messidor XI, d.i. 28 juni 1803) van Barbara Francisca Gheerts, die de echtscheiding ‘voor reden van onovereenkomste van aerd en caractere’ bekendmaakte in de Gazette van Gend van 6,9 en 16 Thermidor (25 en 28 juli en 4 augustus). Hij heeft haar, en ook zijn tweede echtgenote Maria Carolina van Nuffel, overleefd, al is ook hijzelf vrij jong gestorven op 11 augustus 1826. |
|