Nationale en Afrikaanse gedigte in Kaaps-Hollands. Bundel C(1920)–Melt Brink– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 11] [p. 11] Aan mijn vriendin N.A.C. (Met bloemen op haar verjaardag). Nedrig smeek ik, lieve schone, Versmaad dit bloemenkransje niet, Dat uw vriend, uit ware vriendschap U op uw verjaardag biedt. ‘Mocht gij steeds gelukkig wezen, Dan toch is zijn hart voldaan; Niet zijn eigen leed of droefheid, Slechts uw lijden doet hem aan. Leef in voorspoed en in vreugde, Zij gezondheid steeds uw schat, Laat de deugd uw leidstar wezen, Langs uw ganse levenspad. Laat geen roem, geen aardse schatten, Pracht of weelde, hoe vol schijn, In dit kort', maar lieve leven, Slechts uw enig doelwit zijn. Siert de vreugd uw levenspaden, Strooit zij bloemen voor uw voet, Hef dan dankbaar 't oog naar boven, Zeg dan vrolik: “God is goed!” Drukt de tegenspoed u neder, Volgt hij u, op uwe paân, Zeg dan, “Heer! Uw wil geschiede, Wat Gij doet is welgedaan”. Wees in voorspoed altijd dankbaar, En in tegenspoed tevreê, Dan zult g' altijd vreugde smaken Onder 's levens wel of wee; Dan zult g' altoos juichen kunnen Onder 't bitterst levenskruis, En brengt ied're dag u nader Naar het Grote Vaderhuis.’ Vorige Volgende