Brieven aan de uitgever van het tijdschrift Nederland 1873-1886
(1965)–Jan ten Brink, Cd. Busken Huet– Auteursrechtelijk beschermdHet opstel over G.W. Vreede zal het enige zijn, dat Huet - zich concentrerende op zijn grote werk - in 1884 voor Nederland bijdragen zal. Indirect heeft hij echter nog voor een poëtische bijdrage gezorgd met enkele jeugdverzen van mr. S.J.E. Rau, vertaler van de Aeneïs, met wien Huet bij het schrijven van zijn artikel over Vergilius in 1883 in aanraking gekomen was. Op 29 juni 1884 schrijft hij aan Schimmel de volgende brief (Letterkundig Museum): | |
[pagina 204]
| |
‘Waarde Heer Schimmel, Van den uitmuntenden vertaler der Aeneïs, Mr. S.J.E. Rau te Lent bij Nijmegen, heb ik vergunning gevraagd en bekomen om uit een bundel ‘Zangen eens Levens’ (Niet in den Handel) dien ik onlangs van hem ten geschenke ontving, enkele proeven in ‘Nederland’ mede te deelen. Ik koos de drie die hier nevens gaan; elk ontleend aan één der drie afdeelingen waarin de kleine verzameling gesplitst is. Mr. Rau is zoo oud als Victor Hugo (geloof ik), en het kan ‘Nederland’ slechts tot eer verstrekken eene bijdrage van hem op te nemen, als hulde aan den Veteraan der nederlandsche poëzie. Het zijn, zooals gij uit de dagteekeningen zien zult, geen verzen van zijn ouderdom, maar uit zijne jeugd of uit de dagen zijner volle kracht. Ik voor mij vind ze buitengewoon fraai. Indien gij meent aan mijn verzoek te kunnen voldoen, plaats dan svp. dit drietal in Uw eerstvolgende nummer, en geef ter drukkerij last dat men mij eene schoone proef zende, met de kopij. De algemeene titel zou kunnen luiden: Uit de ‘Zangen eens Levens’ van Mr. S.J.E. Rau, en eene noot aan den voet der bladzijde kunnen melden hoe de vork in den steel zit. Kan de Redaktie zich vereenigen met het inliggende, het zal mij aangenaam zijn. Nog aangenamer indien Gij zelf er iets anders en beters voor in de plaats stelt, persoonlijk door U onderteekend en als Poëet door U gemerkt. Ik houd mij overtuigd dat dit den meer dan tachtigjarige groot genoegen zou doen. Hij heeft het aan onze letteren meer dan verdiend. Met aanbeveling in Uwe vriendschappelijke herinnering, Uw Dienstwillige Cd. B. Huet.’ Het resultaat van dit schrijven was, dat inderdaad in het augustusnummer van 1884 (II, 484-488) de verzen van Rau onder de door Huet voorgestelde titel en met een voetnoot opgenomen werden. | |
245Parijs, 10 Maart 1884
W.H. - De revisie der drukproeven, mij toegezonden door de HH. SpinGa naar voetnoot322, heb ik de vrijheid genomen te endosseren aan U. Zeer verpligt voor de zorgvuldige korrektie. Wil svp. aanteekenen het zenden van 1 ex. van het Aprilnummer aan Prof. Scholten te Leiden. Hoogachtend
|
|