Brieven aan de uitgever van het tijdschrift Nederland 1873-1886
(1965)–Jan ten Brink, Cd. Busken Huet– Auteursrechtelijk beschermd215Parijs, 5 April 1881. WelEdele Heer, Als naar gewoonte (want ‘Nederland’ is coutumier du fait) komen er ook weder in mijn stukje over Carlyle een half dozijn dier lompe drukfouten voor, waardoor het éénige genoegen dat een auteur aan zijn werk beleeft (bij het overlezen den indruk te ontvangen, dat hij ten minste geen onzin schreef) bedorven wordt. Ik ben overtuigd, dat door U het mogelijke gedaan wordt. Evenmin ligt de schuld aan mij. Mijne korrektie, durf ik beweren, is naauwgezet. De fout schuilt bij de drukkerij. Er is daar gebrek aan orde, of er ontbreekt een korrektor, of de meesterknecht is onbekwaam, dan wel hij is bekwaam, maar weet zich niet te doen gehoorzamen. Hoe dit zij, ik wensch de afspraak te maken, dat voortaan van mij geen opstel in ‘Nederland’ verschijnen zal, dan nadat ik daarvan eerst eene schoone proef, daarna eene revisie, en zoo noodig eene persrevisie ontvangen hebbe. Ontvang ik de schoone proef of de revisie te laat, dan wensch ik dat mijn werk blijve liggen tot een volgend nummer. Proeven, voor mij bestemd en die men spoedig terugverlangt, verzoek ik uiterlijk donderdags in den namiddag (niet in den avond, want dan blijven zij 24 uur aan de grenzen liggen) op de post te doen bezorgen, opdat ik ze Zaturdagsochtends op mijne schrijftafel vinde. Proeven die ik eerst Zaturdagsavonds of Zondags ontvang, ben ik genoodzaakt, tot het einde der week op te houden. Voor het Mei-nummer bezit U van mij eene bijdrage. Voor het Junij-nummer zend ik hierbij den aanhef eener andere bijdrage, die tijdig voltooid zal zijn.Ga naar voetnoot294 Met die twee opstellen wensch ik eene proef te nemen. Ontvang ik nogmaals de korrektie zoo laat, of op zulk een ongelegen dag, dat het zenden van revisie onmogelijk wordt, dan bestem ik de Mei-bijdrage voor Junij, de Junij-bijdrage voor Julij, enz. Van het ‘Land van Rubens’, in zijn nieuw formaat, heb ik verder niets bespeurd. Geen schoone bladen, geen nieuwe proeven. Ik zou niets liever verlangen, dan de korrektie geheel aan U over te laten. Doch U weet, hoe het op de drukkerijen gaat. Zetwerk naar gedrukte kopij wordt in handen van jongmaatjes gegeven; en de bladen, die mij gezonden werden, droegen daar te zeer de sporen van. Ik moet noodzakelijk zelf toezigt houden. Hoogachtend,
9 rue Médicis. |
|