Brieven aan de uitgever van het tijdschrift Nederland 1873-1886
(1965)–Jan ten Brink, Cd. Busken Huet– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 67]
| |
In zijn brief van 9 februari 1878 had Ten Brink om een hogere beloning voor de redactie gevraagd. Lomans antwoord, in ongedateerd concept bewaard, was ongunstig. Het volgende zij daaraan ontleend: ‘Amice! Ik wil gaarne gelooven, dat gij meer werk voor ‘Nederland’ doet dan met ƒ 300 à ƒ 350 betaald wordt, maar gij zult mij, hoop ik, de opmerking veroorloven dat dan uwe moeite al vrij onvruchtbaar was, vooral in den laatsten tijd. Hebt gij iets gedaan om het peil van het Tijdschrift ook maar eenigzins te releveeren? Wat kreeg ik van U, behalve uwe Parijsche wandelingen, dat niet veeleer in de prullemand dan in een ordentelijk tijdschrift paste? En nu na 5 vellen van een ongenietbaar blijspel van Winkler Prins een bijdrage van Mr. ten Hoet, voor welke gij u waarlijk ook niet hebt behoeven af te sloven. Eén ding van Lutkebuhl zelfs was er bij, dat nog zeker niet door u zou gezonden zijn als gij 't gelezen hadt. Als ik zelf niet voor Huet gezorgd had, als Mevr. Jolles zich niet over ons ontfermd had, hoe zou dan het Tijdschrift er uit zien? Daarentegen erkent gij zelf dat gij de bijdrage van prof. Jorissen liefst zoudt hebben geweigerd, eigenlijk om redenen van personelen aard, hoewel het stellig een der pièces de résistance van den laatsten jaargang was. Dit alles klinkt bar, ik erken het, maar toen gij de redactie op u naamt hadt gij heel andere plannen dan gij nu verwezenlijkt. Dat dit beter zou worden bij ruimer betaling geloof ik niet. Mijn eigen winst met Nederland is zeer bescheiden, en ik zou er waarlijk niets tegen hebben, de geheele exploitatie aan een gezelschap over te dragen, dat naar evenredigheid der gemaakte winsten gehonoreerd werd’. (Letterkundig Museum). | |
63Amice! Tot aanvulling hierbij kopij van Mr. William ten Hoet, Het oude Huis in de Warmoesstraat. Neem daarvan tot bl 52 en laat de kopij goed bewaard blijven voor het vervolg. Proef zij gezonden aan den auteur, Ruysdaelkade te Amsterdam. Voorts twee kleinigheden: In dagen van benauwdheid door Guido. (Proef aan Kapitein Drabbe te Maastricht)Ga naar voetnoot118 en Open tafel van M. Coens. (Proef aan den auteur W.L. Penning te SchiedamGa naar voetnoot119 - of dit is niet noodig, zend mij de proef maar. Uw ongunstig andwoord op mijn voorstel, om het werk der redaktie iets beter te honoreeren, stelde mij te leur. Er behoort niet veel doorzicht toe om te begrijpen, dat een honor. van ƒ 300 voor de redaktie van Nederland aan mij uitgekeerd, te weinig is. Zou het finantieel sukces van uw uitgave in de waagschaal gesteld worden door deze verhooging? Dan immers ware het voor u niet der moeite waard | |
[pagina 68]
| |
‘Nederland’ uit te geven. De winst dezer onderneming zal zulk een klein stootjen zeer licht verdragen. Ook vind ik dat zulk een honor. als het mijne om de vijf jaar wat verhoogd moet worden (1872-1878) Ik ben nu in het zesde jaar redakteur en worstel met de bijna dagelijksche drokte van korrespondentien, inzending, terugzending, lezing enz. Ik kan u met de meeste overtuiging verklaren, dat mijn arbeid aan Nederland meer waard is dan ƒ 300 per jaar. Ik verheug mij, dat B.H. zijn woord houd, maar tal van bijdragen moeten nu wachten en dat geeft zeer veel soesah - zegt men te Batavia! Steeds
den Haag. 10 Maart 78. |
|