De schaaking uit het Serail
(1797)–Gerrit Brender à Brandis– Auteursrechtvrij
[pagina 74]
| |
Eerste tooneel.
selim, met zijn Gevolg: vervolgens osmijn.
selim, tegen een Officier.
Ga heen en onderzoek eens wat dit gerucht in het Paleis beduid. Het heeft ons in den slaap verschrikt. En laat Osmijn hier komen.
De Officier wil vertrekken, intusschen komt Osmijn driftig aanloopen, zijnde echter nog eenigzins slaapdronken.
osmijn.
Vergeef het mij.... mijnheer! - dat ik het zo vroeg waage... om uwe rust te stooren.
selim.
Wat is het, Osmijn?... Wat wilt gij?.. Wat beduid dat gerucht.
osmijn.
Mijnheer! de schandelijkste verraderij heeft in uw Paleis plaats....
selim.
Verraderij? | |
[pagina 75]
| |
osmijn.
Die lafhartige Christenslaaven, hebben onze vrouwen... verleid. De groote bouwmeester, welke gij gisteren, op het loflijk getuigenis van den verrader Pedrillo, hebt aangenomen, heeft uwe ..... schoone Constanze geschaakt.
selim.
Constanze! geschaakt? hemel! Zet hun na... zet hun na.
osmijn.
ô Daar is reeds voor gezorgd. Gij hebt het aan mijne waakzaamheid te danken, dat wij hen weder bij den kraag gekreegen hebben. - Ook aan mij.... heeft de schurk Pedrillo... eene gelijke eer beweezen;... en had mijne Blonde reeds bij den arm.... om met haar de waereld eens rond... te wandelen. Maar gif en dolk! hij zal het mij ontgelden. Zie, daar brengen zij hen. | |
Tweede tooneel.
selim, osmijn, belmonte en constanze. De laatste worden door Wachts binnen gebragt.
selim.
Ha! verrader! is het mogelijk? - ô Gij bedriegelijke sijrene! Was dat het uitstel dat gij van mij be- | |
[pagina 76]
| |
geerde? Misbruikte gij zo mijne toegeevendheid, om mij te bedriegen?
constanze.
Ik ben strafbaar in uwe oogen; ik erken dit, mijnheer! Maar het is mijne geliefde, mijn eenige geliefde, aan wien ik reeds lang mijn hart verpande. Ach! alleen voor hem; enkel om zijnent wille, verzogt ik u om uitstel. Ach! laat mij sterven! gaerne, zeer gaerne, zal ik den dood ondergaan, maar verschoon zijn leven.
selim.
En gij waagt het, onbeschaamde! om mij voor hem te bidden.
constanze.
Nog meer! om voor hem te sterven.
belmonte.
ô Bassa! Nimmer heb ik mij vernedert om iemand te bidden. Nimmer heeft deeze knie zich voor een mensch geboogen: maar nu.... nu lig ik hier aan uwe voeten, en smeek u, om medelijdend te willen zijn. Ik ben oorsponglijk uit een aanzienlijk geslachte in spanjen. Men zal alles voor mij betaalen. Wees zo goed, en bepaal den losprijs voor mij, en voor mijne Constanze, zo hoog gij wilt. Mijn naam is Lostados.
selim, verbaast.
Wat hoor ik! - De Commandant van Oran, is u die bekend? | |
[pagina 77]
| |
belmonte.
Die is mijn vader!
selim.
Uw vader! Welk een gelukkige dag! De zoon van mijn ergsten vijand in mijne magt te hebben! Kon 'er immer wel iets aangenaamer zijn? Weet, rampzalige! uw vader, die barbaar! was oorzaak, dat ik mijn vaderland heb moeten verlaaten. Zijne onbuigzaamheid ontrukte mij eene geliefde, die ik hooger dan mijn leven waardeerde. Mij ontnam mij mijne ambten, beroofde mij van mijn vermogen, van alles; in 't kort, bij vernietigde al mijn geluk! En de eenige zoon van dien man, heb ik heeden in mijne magt. Stel u in mijne plaats: Wat zoudt gij doen?
belmonte, geheel ter nedergeslaagen.
Mijn noodlot zoude te beklaagen zijn.
selim.
Dat zal het ook zijn! Even zo als hij met mij gehandeld heeft, zal ik met u handelen. Volg mij Osmijn, ik zal u de bevelen tot hunne straffe daadelijk geeven. (tegens de Wachts,) Bewaart hen wel!
| |
[pagina 78]
| |
Derde tooneel.
belmonte, constanze.
| |
Recitativo.
belmonte.
Welk een noodlot! ô welk een smarte!
Heeft zich dan alles tegen mij verzwooren?
Ach! Constanze! door mij zijt gij verlooren.
ô Welk een pijn!
constanze.
Ach! mijn geliefde! neem dit zo niet ter harte!
Wat is de dood? 'Er moet een rustplaats zijn.
En dan aan uwe zijde
Geeft hij een voorsmaak van hoogst geluk.
belmonte.
Ach! mijn lief! gij voert mij ten strijde.
En stort een troost in mijn verleegen hart:
Gij leenigt reeds mijn grootste smart.
Maar ach! uw ramp, die alles tart....
| |
Duo.
belmonte.
Mijnentwegen zult sterven!
Ach! Constanze! zou 'k mijne oogen,
Nog op d' uwe vesten mogen?
Ik veröorzaak u den dood.
constanze.
Belmont! gij sterft mijnentwegen,
Ik slechts kond' uw' heil bederven,
| |
[pagina 79]
| |
En ik zou niet met u sterven? -
Neen! dat onrecht waar te groot.
Beiden.
Enkel, slechts voor u te leeven,
Waar het doel van al mijn streeven,
Zonder u, is 't wreede pijn,
Langer op deez' aard te zijn.
constanze.
Gaerne wil ik alles lijden.
belmonte.
'k Sterf gerust, en vol verblijden,
beiden.
Als ik aan uw zijde sneev'.
constanze.
Om u geliefde,
belmonte.
Om u mijn liefste,
beiden.
Ik met vreugd mijn leven geev'.
ô Heil! onze achting waard',
Na zo veel leed en zwoegen,
Zien wij ons 't samen voegen!
Met oogen vol genoegen
Verlaaten wij deez' aard!
| |
Vierde tooneel.
belmonte, constanze, pedrillo, blonde, de laatste worden door een ander gedeelte van de Wacht binnen geleid.
pedrillo.
Ach! mijnheer! wij zijn verlooren! Aan redding moeten wij niet meer denken. Men mankt reeds alle | |
[pagina 80]
| |
toebereidzelen, om ons uit de waereld te helpen. Het is verschrikkelijk, zo als ze met mij willen handelen! In het voorbij gaan, hoorde ik, dat ik in olij gekookt, en dan gespietst zal worden. Waarlijk, een heerlijk tractement! Ach! Blondjen! Blondjen! wat zullen ze met u niet doen?
blonde.
Dat is mij thands geheel onverschillig. Daar ik toch éêns moet sterven, kan de wijze hoe, mij thans niet verscheelen.
pedrillo.
Welk eene standvastigheid! Ik ben toch ook van een goed en oud christelijk geslacht in Spanjen afkomstig, maar zo onverschillig kan ik, omtrent den dood, niet zijn. Zijn alle uwe landgenooten, de Hollanders, zo onverschrokken? - De duivel mag weeten....... maar, ô hemel! hoe kan mij de duivel nu nog op de tong komen? | |
Laatste tooneel.
belmonte, constanze, selim, pedrillo, blonde, osmijn geheel verheugd. Gevolg van den Bassa. Wachten.
selim.
Wel nu slaaf! Rampzalige slaaf! Siddert gij? Verwagt gij uw vonnis? | |
[pagina 81]
| |
belmonte.
Ja, Bassa, met even zo veel koelheid, als gij het met hitte kunt uitspreeken. Koel uwe wraake aan mij; delg het onrecht uit, dat mijn vader u gedaan heeft - ik verwagt alles, en zal u niet berispen.
selim.
Het moet uw geslachte dan geheel en al eigen zijn, onrechtvaardigheden te begaan, wijl gij dat vonnis reeds zo zeker voorondersteld. Maar gij bedriegt u. Ik heb veel te veel afkeerigheid voor het gedrag van uwen vader opgevat, dan dat ik in zijne voetstappen zoude kunnen treden. Ik schenk u uwe vrijheid; neem Constanze; vertrek naar uw vaderland; en zeg aan uwen vader, dat gij in mijne magt waart, dat ik u de vrijheid heb geschonken, om hem te kunnen zeggen: dat het mij tot veel grooter vermaak verstrekt, geleeden ongelijk, door weldaaden te kunnen vergoeden, dan kwaad met kwaad te vergelden.
belmonte.
Mijnheer! gij verbaast mij ten hoogste!
selim, hem met verachting aanziende.
Dat geloof ik. Maar, vertrek; en zo gij eenigzins menschelijker word, dan uw vader, dan zal ik mijne gunst genoeg beloond achten.
constanze.
Vergeef het mij, mijnheer! tot hoeden waardeerde ik de grootheid uwer ziele, maar nu bewonder ik.... | |
[pagina 82]
| |
selim.
Stil! voor de valschheid welke gij aan mij hebt betoond, wensch ik, dat het u nimmer moge berouwen, dat gij mijn hand en hart hebt afgeslaagen. (Hij wil vertrekken, doch Pedrillo treed hem re gemoete en valt hem te voet.)
pedrillo.
Mijnheer! durven wij, ongelukkigen! het ook wagen, om uwe genade te verzoeken? - Ik was van mijne jeugd af aan, een trouw dienaar van mijnheer.
osmijn.
Bij Alla! mijnheer! laat u van dien vervloekten vlijer niet bedriegen. Geene genade aan hem! Hij heeft meer dan honderdmaalen den dood reeds verdiend.
selim.
Hij mag denzelven dan in zijn vaderland zoeken! (Tegen de Wachts.) Men vergezelle hen alle vier tot aan het schip. (Een papier aan Belmonte geevende.) Ziet daar uw vrijgeleide!
osmijn.
Hoe! zal hij mijne Blonde ook mede neemen?
selim, schertssende.
Oude! hebt gij uwe oogen niet liever? - Ik zorg beter voor u, dan gij wel denkt.
osmijn.
Vergif en dolk! Barsten zal ik van kwaadheid! | |
[pagina 83]
| |
selim.
Stel u gerust. Wie men door wel te doen niet kan winnen, die moet men van den bals schuiven. | |
Vaudeville.
belmonte.
Nooit zal ik uwe gunst vergeeten,
Mijn dank blijve eeuwig u gewijd.
Aan elke plaats, en 't allen tijd,
Zal ik u groot en edel heeten.
Verachting treffe en vrouw en man,
Die zo veel gunst vergeeten kan.
choor.
Verachting treffe en vrouw en man,
Die zo veel gunst vergeeten kan.
constanze.
Nooit zal ik, door den echt vereenigd,
Vergeeten wat uw' gunst mij schonk.
Mijn hart, waar in de liefde blonk,
Waardeert uw' gift, die smarten leenigt.
Verachting treffe en vrouw en man.
Die zo veel gunst vergeeten kan.
choor.
Verachting treffe en vrouw en man,
Die zo veel gunst vergeeten kan.
pedrillo.
Indien ik immer kon vergeeten,
Hoe veeg ik op de valreep stond,
En welk een angst ik onderbond,
Mijn duizlend hoosd zou 't mij doen weeten.
| |
[pagina 84]
| |
Verachting treffe en vrouw en man,
Die zo veel gunst vergeeten kan.
choor.
Verachting treffe en vrouw en man,
Die zo veel gunst vergeeten kan.
blonde.
Heer Bassa! 'k dank u met genoegen,
Voor spijs en drank en legersteê.
ô Ik vertrek zeer wel te vreê,
En 't zal Osmijntjes rust vervroegen.
Op Osmijn wijzende.
Beschouw hem eens: wat zegt ge 'er van,
Of men zoo'n bok beminnen kan.
osmijn.
Verbranden moest men zulke honden,
Die ons zo schandelijk verraên,
Het is niet langer uit te staan:
Mijn tong verstijft, als vast gebonden.
ô Mogr het naar mijn wenschen gaan;
Eerst onthoofd,
Dan gehangen,
Dan gespietst
Aan heete stangen:
Dan verbrand,
Dan gebonden,
Op 't laatst in zee
Door 't nat verslonden.
Hij vertrekt vol woede.
| |
[pagina 85]
| |
selim.
Uwe dankbaarheid verrukt mij, ondanks de woede van dien ouden, die alleen zijne driften schijnt te volgen. Welaan Constanze! ik zal toonen dat ik u mijne gunst niet ten halven wil schenken. Daar ik voorgenomen had, om u heeden tot mijne vrouw te neemen, zo waren de bevelen ook reeds gegeeven, om een bruiloftsfeest, naar onze gebruiken geschikt, in deeze Zaal te vieren. Deeze bevelen moeten niet te vergeefsch gegeeven zijn: dat een vrolijke dans, daar dezelve onze liefde niet mag bekroonen, nu ten blijke van mijne volkomene vergeeving en vrindschap verstrekke!
choor.
De wraakzucht doet den mensch vernielen,
Verwoest zijn heil: maar wijs beraad,
Vergeeven zonder eigenbaat,
Is slechts het werk van groote zielen.
Hij, die alleen naar wraak wil staan,
Dien zie men met verachting aan.
de wachts.
Bassa Selim, leev' voorspoedig.
Ieder eer' zijn braaf gedrag.
Hij blijv' deugdzaam, hij blijv' moedig
Roem bekroon' hem, elken dag.
Einde van het vierde en laatste Bedrijf.
|
|